Van gouden draden, niet één goudschat baat,
Maar wel Elia’s naam tegen het ktvaad Van Ketofiem en uit geworpen ketters:
In zoele zomernacht legde mij bloot Een van de Ketofiem op vreugden ras;
Hij vond mijn amulet verbaasd, hij las Den naam van Elia en weenend vlood En machteloos hij henen en ik lag Veilig wachtend het waken van den dag,
Behouden door den profeet goed en groot.
Behoedt uw heil, ivant menig Ketef dwaalt,
En gij zijt schoon, o, Vriend, bid de profeten Dat uw hart niet Gods wet en recht vergete,
En niet uw ziel in ’t duister der Ketofiem daalt.”
Ook de kraamvrouw werd in de traditie betrokken. De Sefardiem waren op dit punt reeds moderner, want een artikel in het reglement der Portugese gemeente bepaalde, dat niemand bij een kraamvrouw binnen vijftien dagen na de bevalling ongeroepen een bezoek mocht afleggen. Het grote aantal vooraanstaande artsen onder de Sefardische Parnassijns zal aan dit verstandige besluit niet vreemd geweest zijn. In sociaal-hygiënisch opzicht hebben de Portugezen reeds vroeg baanbrekend werk verricht. Zij zouden op dit gebied tot ver in de 19e eeuw en nog later geschiedenis maken.
In onze gemeente bleef ook de kraamkamer niet vrij van de nigoen, die het lernen begeleidde. In de avond werden „Pesoekiem” geciteerd, om moeder en kind de „zo noodzakelijke rust” te verlenen Op de avond vóór de Miela was het gezelschap zelfs
groot en werd er tot diep in de nacht gelernt. De volksmond sprak van „Nacht-van-de-wa’ats”. Over de betekenis van dit woord heerst onenigheid; sommigen denken aan „waak”, anderen aan „waad” (bijeenkomst).
De besnijdenis zelf werd aanvankelijk ter synagoge voltrokken, waar voor dit doel een speciale zetel, voor twee personen, aanwezig was. Daarop nam de Sandek plaats, de „Gevatter”, die het kind tijdens de Miele vasthoudt. De lege plaats naast hem was gereserveerd voor de profeet Elia. Wij hebben hem ontmoet op Sederavond, in de strijd tegen Lilit en dus ook hier. Bij iedere besnijdenis wordt hij uitgenodigd, omdat hij zich eens bij God zou hebben beklaagd over verwaarlozing van dit Heilig Verbond door Israël. De beroemde theoloog Johannes Leusden vertelt ergens, dat hij omstreeks 1650 een Miela bij de Asjkenaziem heeft bij gewoond. Zij werd verricht door een Sefardische Mohel van 15 jaar, geassisteerd door iemand van rijpere leeftijd.
De eerbied voor de Mitswoth leidde er toe, dat — voorzover maatschappelijke welstand dit gedoogde — alle ceremonieën zo mooi mogelijk werden voltrokken. De gravures van Bernard Picart, een Franse tekenaar, die omstreeks 1720 te Amsterdam verbleef, demonstreren het nog. Bij hem ligt het hoofdaccent weliswaar op de Sefardiem, doch ook wij worden niet vergeten. In vele Asjkenazische gezinnen werden de fraaie kleertjes, waarmee het jongetje van 8 dagen was uitgedost, jaren lang bewaard. Musea in de Joodse wereld conserveren nu, wat eenmaal springlevende werkelijkheid was. In gedachten zien wij de
37