Ik stel mij de Eeuwige steeds voor ogen Abraham, de reus in kennis, die de wijsheid siert als een halsketen. Gunsteling van de Allerhoogste, gratie stroomt van zijn lippen. De Hoogverhevene zal zijn vorstelijke waardigheid in hoge mate vermeerderen.
Zijn licht straalt uit het Oosten, rechtvaardigheid ontmoet hem op zijn schreden.
Gekroond en gesierd is hij door de kroon van zijn Thorageleerdheid en bescheidenheid.
Hij de grote Gaon (Kerkvorst), de grote geleerde, de leraar van de kinderen der Diaspora, scherpzinnig als Sjammai, bescheiden als Hillel! Ene schone parel hangt aan Abrahams hals, zijn eigenschappen zijn verheven, wie kan zijn lof voldoende verkondigen! Zijn vruchten zijn zoeter dan honing en zeem, die op de koninklijke tafel prijken. Onze Heer en Meester de Opperrabbijn, Hoofd der leerschool! Zijn licht glanze Israels oog, heinde en verre. Hij - de roem van het thans levende geslacht - de roem van zijn naam is aan zijn betekenis geëvenredigd, zijn lof is in ieders mond. De geleerde R. Abraham! Zijn licht strale, zijn glans brenge hij tot sterke schittering. Hij zal gelukkig zijn tot het einde der dagen. - Amen.
Toen zich verzamelden de hoofden van de gemeente en de oudsten van het volk met gezang en lied, om bijeen te roepen de uitverkorenen van het volk, die worden opgeroepen om hun stem te doen vernemen bij iedere betekenisvolle zaak, hebben zij eenparig besloten onze leraar en meester te kiezen tot Opperrabbijn en Hoofd der leerschool onzer gemeente, God bescherme haar, om onze ogen te verlichten met het licht van zijn leer en zijn rechtvaardigheid. En in overeenstemming met de verordeningen onzer gemeente, overgeleverd door nauwgezette mannen, zal onze leraar en meester de voornaamste plaats innemen, bij iedere godsdienstige handeling, gedurende de tijd van drie achtereenvolgende jaren, ingaande op de dag van zijn komst D.V. in vrede en welstand, in onze gemeente, God bescherme haar. En wat betreft de inkomsten, aan het ambt verbonden, is eenstemmig in de vergadering besloten, dat zijn vaste bezoldiging uit de kas der gemeente zal bedragen jaarlijks 300 rijksdaalders, zegge driehonderd rijksdaalders Hollands courant. En zijn woning zal zijn in het daarvoor bestemde eigendom der gemeente, God bescherme haar, dat is gelegen vlak naast de Synagoge, zodat hij zijn voet niet zal behoeven te verzetten naar buiten en in ieder geval hij toch zal hebben de (moeite) en het loon van de gang (naar het Godshuis). En mocht onze heer en leraar verkiezen in een ander huis te wonen dat hem lijkt, zal hij uit de gemeentekas als toelage in de woninghuur ontvangen, tweehonderd gulden, zegge 200 gulden Hollands courant, jaarlijks gedurende de genoemde 3 jaren en Parnassijns zullen onze heer en leraar en meester toestaan een andere woning te nemen, zo die slechts zij in de omgeving der Synagoge. En zijn zitplaats in de heilige Synagoge zal zijn de gedistingeerde plaats, die hem past en betaamt, en zijn vrouw zal ook zitten op de voor de vrouw van de Opperrabbijn bestemde plaats. En de andere inkomsten aan het ambt verbonden, die dagelijks naar orde voorkomen, zijn het salaris voor huwelijks- en scheidingsakten, solemnisatie van huwelijken, de ontheffing van het leviraat, het schrijven van voorwaarden als de verloving tot stand komt, de afkoop van het recht der weduwe op onderhoud uit de boedel van de overleden echtgenoot, de invordering van getuigenissen, de eed door de weduwe af te leggen, dat zij haar huwelijksgeld nog te vorderen heeft, de bevordering tot Chaber en Moreinoe, het afgeven van verklaringen van rituele geoorloofdheid van wijn, meel, vlees en kaas. Dan zijn er nog buitengewone inkomsten als gebruikelijk. Hij zal ze aantreffen en leren kennen, als hij bij leven en welzijn in onze heilige gemeente, God behoede haar, komt, zijnde alles behoorlijk gereglementeerd en opgeschreven, overeenkomstig de vroegere regeling tot stand gekomen tussen ons en onze zalige Opperrabbijn, het grote licht R. Leib Charif, die Opperrabbijn en Hoofd der leerschool in onze gemeente was en haar met het licht zijner leer gedurende zoveel jaren heeft verlicht. En moge onze heer ons zijn komst doen aankondigen en laat het in de ogen van Uw Hoogheerlijkheid niet te gering schijnen om de vorst van de stammen van Israël te zijn in deze plaats, die de metropolis en het middelpunt der aarde is; onze stad toch is schoon gelegen, mens en dier, beiden worden er oud in gezegende ouderdom; de stad is vol markten, uitgerust en versierd met allerlei soorten vruchten, en in de winter zijn ramenas en latuw overal, op alle straten en binnenplaatsen verkrijgbaar. Zij is vervuld met de edelste en fijnste vruchten, met allerlei lekkernijen die de tong strelen, kruidenwijn, oude wijn, uitgelezen kleinvee, vette runderen - niets van dit alles ontbreekt hier, en met allerlei prachtgewaden en kostbaarheden, zoals Zijn Ed. Hoogverheven zal zien, als hij komt in de schaduw van ons dak.
27