TENA’E RABBANOET*)
Met de hier volgende Tena’e Rabbanoet zijn bedoeld de voorwaarden, waaronder het Rabbinaat wordt aanvaard. In dit geval is er sprake van de Bepalingen van het contract, aangegaan met R. Isaac ben Simon Dekingen, op 20 tebeth 3428 — 4 januari 1668 opnieuw voor de tijd van 4 jaar met ingang van 1 ij ar, 12 mei d.o.v. benoemd tot Opperrabbijn bij de Hoogduitse Joodse Gemeente te Amsterdam.
le. De Opperrabbijn mag zonder verlof van Parnassijns de gemeente niet verlaten en niet langer dan voor twee maanden. Bij langer uitblijven zal ƒ 25,— van zijn bezoldiging worden ingehouden. Mocht hij langer dan drie maanden wegblijven, dan zal hij van zijn ambt vervallen worden beschouwd, tenzij omstandigheden, van zijn wil onafhankelijk, de oorzaak van zijn uitblijven zijn.
2e. De Opperrabbijn is verplicht alle godsdienstige vragen, door gemeenteleden tot hem gericht, te beantwoorden en zijn decisie te geven, zowel omtrent het al of niet geoorloofd zijn van spijzen, als wegens het al dan niet toegestaan zijn van andere zaken.
3e. De Opperrabbijn mag straffen en beboeten hen, die verbodsbepalingen, waartegen de ban is bedreigd, overtreden, hetzij in zaken, die de gemeente raken, of die voorschriften van de heilige leer of de geleerden betreffen, doch niet zonder voorkennis van Parnassijns. Parnassijns zullen den Opperrabbijn ter zijde staan, wanneer men tegen dezen onbeschaamd is of zijn eer aanrandt en met alle macht, die zij bezitten, hem in bescherming nemen.
4e. De Opperrabbijn zal op iedere Sabbath vóór het Nieuwmaansfeest een godsdienstvoordracht houden, behalve op de Sabbath vóór het Nieuwmaansfeest voorafgaande en volgende de Sjabbat Hagadol (Sabbath vóór het Paasfeest) en Sjabbat Sjoewa (Sabbath tussen het Nieuwjaarsfeest en de Grote Verzoendag) wegens de voordrachten op die twee Sabbathdagen te houden. De Sabbath, dat hij een godsdienstvoordracht houdt, zal hij voor de Thora moeten worden geroepen en zo ook op Matnat Jad (d.i. op de laatste dag van het Paasfeest, van het Wekenfeest en op het Slotfeest), en de Grote Verzoendag; en telkens als Parnassijns verlangen, dat hij een godsdienstvoordracht zal houden, behoort hij daaraan gevolg te geven.
5e. Hij zal alles vermijden, wat de gemeente in opspraak kan brengen; zo zal hij b.v. niet op de werkdagen langs ’s herenwegen lopen tenzij bij uiterste noodzakelijkheid, b.v. om iets ten behoeve van zijn huishouding te kopen. Hij zal geen niet-Israëliet toelaten tot het gebruik van het kerkelijk bad (zie sub 10) en niemand, hetzij gemeentelid of vreemde, een schriftelijke verklaring in handen geven, tenzij met verlof van de Parnassijns en aan geen enkel drukwerk zijn approbatie schenken, tenzij met voorkennis van de Parnas-iPresident. Ook zal hij de meest mogelijke onthouding in acht moeten nemen, en zich b.v. de belangen zijner naaste familie niet mogen ter harte nemen, indien zij in onmin verkeren met andere gemeenteleden; alleen mag hij zich in andere zaken bemoeien als een gemeentebelang erbij betrokken is, b.v. als iemand het gezag van Parnassijns wil aanranden, dan zal hij krachtig voor hen partij moeten kiezen en zo ook omgekeerd Parnassijns voor hem.
6e. De Opperrabbijn zal, indien Parnassijns in hun vergaderzaal vergaderen en hem wensen te raadplegen, ter vergadering komen.
7e. De Opperrabbijn zal op maandag en donderdag met zijn bijzitters zitting houden, om recht te spreken volgens Joods recht tot beslechting van geschillen. Indien partijen het geschil alleen aan zijn oordeel wensen te onderwerpen, dan mag de Opperrabbijn hun ter wille zijn.
8e. De Opperrabbijn is bevoegd personen tot de graad van Moré te promoveren, mits met voorkennis van Parnassijns.
25