hetzelfde verlangen naar wereldwijde verstaanbaarheid. Beiden hadden het zionisme van Herzl afgewezen. Wat betekende dat kleine, nationale Zion vergeleken bij het grote, dat ook door de profeten niet anders dan internationaal was bedoeld.10
Soortgelijk universalisme verried Rens’ cyclus Vrede op Aarde / Een Kerstmis impressi / van 1904, gepubliceerd in De Nieuwe Gids, waarvan fragmenten zowaar een bloemlezing haalden, i.c. Nieuwste Lyriek van Laurens van der Waals.11
Met christendom in theologische zin had deze kerstpoëzie niets te maken. Jodendom, christendom, alle godsdiensten uit het Oosten, alle politieke ideologieën uit het Westen, dienden hem tot bouwstoffen voor één internaatsionale wereldconceptie.12
Wat was daarvan terechtgekomen? Op de imperialistische oorlogen uit het begin der eeuw (Boerenoorlog — de Japans-Russische, die hem tot de genoemde poëzie inspireerde) was de Eerste Wereldoorlog gevolgd, dank zij de medewerking van socialistische voormannen en miljoenen proletarische soldaten. Rensburg, al vroeg een vijand van de SDAP, bekeerde zich na 1917 tot het communisme, waarin hij evenzeer moest worden teleurgesteld.
‘Neen, ik ga zeker niet door dik en dun met alles mee wat vanuit Moscou gesproken, geschreven en gedecreteerd wordt, maar van het oogenblik in 1919, dat ik van het inter-asterale Socialisme overging naar het inter-asterale Communisme en dus het inter-nationale Communisme der Repoeblika Sowjètow over den kop tippelde, sinds ik begreep, dat aan de Derde Internationale de toekomst zou zijn, de wereld ondanks alles, hoezeer ik ook nog in gevoels- en denkwijze van haar verschil, heb ik eiken dag, elk uur, dat zij streed tegen de Plutocratie meegetrild in haar vreugde en haar leed. En wie weet, hoe ik te lijden en te kampen heb gehad ook tegen de chocola-democra-tische partij, sinds 1914 ten ondergang gedoemd, die kan zich daar best indenken.’
Hij schrijft het in een bespreking van Jan W. Jacobs’ verzenbundel De Dag, verschenen in Comoedia, het orgaan van de Kring Petrucci, voor Oostersch-Westersche synthese. Alweer zo’n wonderlijk genootschap en zo’n merkwaardige krant, waarvan het ter Amsterdamse UB bewaarde exemplaar 6 nummers telt en dat tot zijn medewerkers (naast Rensburg) mocht rekenen Robert Musil en Karl Kraus uit Wenen en Alexander Freiherr von Bernus uit Heidelberg.
In zulke wazige conventikels voelde de dissidente Rens zich thuis. Beluister hem eens in zijn aartsvaderlijk gemediteer over de poëzie van Jacobs:
‘Als ik me nu achterover gooi in mijn armstoel en in gedachten over dit heele bundeltje heenkijk, dan is het resultaat van de
61