‘Ze is de dochter van een schatrijk bankier. Als ik nu tegenover haar inkomen weldra van mijn kant een jaarliks revenu kan stellen, dat daaraan gelijk is, dan heb ik tegen het huwelik geen principieel bezwaar, voor mij persoonlik altans. Nu kan ik me misschien door mijn Evoluutsi-Teori in het frans te publiseren en door bemiddeling van de franse Regering wellicht een jaarliks inkomen verschaffen, waardoor ik in staat ben de dame in kwesti naar haar stand te onderhouden en dan heb ik er niets tegen. Ik heb me zelfs noojt voorgesteld een rijk meisje te nemen, want alleen onder bovengenoemde voorwaarden ben ik tot zulk een huwelik bereid ....’2
Infantiele dagdromen die hij niet scheiden kon van een werkelijkheid, die al spoedig beheerst werd door de banale strijd om het allernaaktste bestaan. Voorlopig begon hij (in dejaren tussen 1898 en 1904) in Den Haag. Verlangde hij terug naar zijn onbezorgde jeugd, toen zijn droomwereld hem nog zonder al te veel risico’s kon isoleren? Eenmaal schrijft hij (9-12-1925) aan Maurits Wagenvoort: ‘Wanneer de omstandigheden anders waren, zou ik gaarne nog een dagje in Den Haag, waar ik de eerste 15 jaar van mijn leven woonde en waar ik dolgraag ben, willen verblijven.’3
In de residentie beschikte hij omstreeks 1900 in elk geval nog over kruiwagens, die hem in een of ander baantje schoven bij het ’s-Gravenhaagsch Nieuws- en Advertentieblad, waaraan hij verbonden bleef tot mei 1904. ‘Ik verdien nu zeker mijn brood’ — aldus aan Arthur K. — ‘want de redakteur is over mij tevreden.’
Zijn naam trof ik in de jaargangen overigens niet aan. Hij zal als verslaggever werkzaam zijn geweest. Onder zijn niveau, het fatum van zijn leven. Toekomstperspectieven zaten er sowieso niet in; want het Nieuws- en Advertentieblad ging naar de knoppen. Rens zag zich weer eens geconfronteerd met de onbenullige obstakels in de levenspraktijk van alledag.
En hoe moet die overgang van de 19e naar de 20e eeuw juist deze visionaire dichterlijke figuur in de wereldwijde sector hebben bewogen. Een fin de siècle-type, zoals Nederland er weinigen heeft gekend. Die het eind der eeuw hoogst persoonlijk onderging. Die door alle ismen heen dè grote waarheid wilde vinden: Anarchisme, Sociaüsme, Clericalisme, Antisemitisme .... Die omstreeks 1894 het strijdperk binnentrad van de Nederlandse Letteren, waarin De Nieuwe Gids (Tart pour Tart’) reeds plaats had gemaakt voor zijn opvolger. Hetzelfde jaar, dat de SDAP werd opgericht, afrekenende met het anarchisme, maar tot 1903 (1909) worstelende met het marxisme, gepredikt — en hoe — door dichters als Herman Gorter, over wiens poëzie Rens in 1903 een uitvoerige studie schreef, die in manuscript bewaard bleef.4 1894, het jaar van de grote kiesrecht-
28