zoveel jaren een of andere literaire herinnering van Carry van Bruggen ge-interesseerden-op-afstand in de oren klinken. Hoe vertekend dit alles? Zullen de kinderstemmetjes in het huisje aan de sloot wel zo helder hebben geklonken als er gebenscht werd na een maaltijd, die Betje nog met moeite op tafel had weten te brengen? De God van Israël hoorde Izak de Haan brommen! Een gedurig getob beheerste het zieleleven van vader en moeder, die zo graag hun kinderen wilden laten genieten ook van de gewone dingen des levens. Betje was het zo goed gewend geweest en in haar herinneringen blonk steeds meer zilver en goud.
Izak de Haan las met instemming de brochure van de godsdienstonderwijzer Salomon Joseph Boom, die hij kende en die als hijzelf in opstand was gekomen tegen de onmogelijkheid van de positie der Joodse godsdienstonderwijzers. Wat al moest er niet extra betaald worden door Joden op vlees, boter, kaas, wijn? Was het Jodendom niet een godsdienst voor kapitalisten? Alles kostte geld en: geen geld geen liefde.
Hij dacht nog wel eens aan de barmitswa van zijn oudste jongen op} januari 1885 te Gorredijk. Toen hij beleefd had moeten vragen aan zijn moeilijke, Friese parnosem of hij op die sjabbes een paar uur het vrije gebruik mocht van de gemeentezaak In de Kerkeraadsvergadering wordt in zijn bijzijn gedelibereerd over de vraag of niet ook hij, als ieder ander, daarvoor één gulden zou moeten neertellen. Tenslotte wordt beslist, dat hier ‘in dit exeptioneel geval van zal afgeweken worden daar de onderwijzer het huis ook bewoond ... ’
Nee, wat er ook gebeuren zou, zijn zoons zouden geen rebbes worden. Misschien parnosem, misschien ‘goiem’, het kon hem niets meer schelen, als de hel, waardoor hij zijn leven lang gemarteld was heengegaan, hun maar bespaard zou blijven. Zijn geestelijke horizon mocht niet ver reiken en de deuren van de universiteit mocht hij dan eerst leren kennen bij de promotie van zijn Jacob Israël, hij kende wel de weg naar de onderwijzersopleiding en verzorgde voor de begaafd schijnende, eigenaardige, hoogst nerveuze jongen, met wie hij ontzaglijk vaak had gebotst, een beurs voor de Rijkskweekschool voor onderwijzers te Haarlem, waar zijn broeder Gerson leraar was en een paar van zijn zusters met deze broer een huishouden voerden aan de Nieuwe Gracht.
‘Toen ik veertien jaar was, zond mijn vader mij naar de Rijkskweekschool voor Onderwijzers te Haarlem. Toen ik achttien was, kwam ik als onderwijzer in het leven.’
Op een koude ochtend in de maand mei van het jaar 1896 stonden twee klei-
43