De zoon van een gazzen

Titel
De zoon van een gazzen

Jaar
1967

Pagina's
414



en mag hij zich dit niet alles laten aanleunen en indien men later in botsing komt dan kan men den Secretaris zeggen: je hebt het zelf geteekend en daarom indien hem wordt gelast te teekenen doet hij dat onder protest.’ Er wordt b.v. een motie aangenomen dat wanneer over den ambtenaar moet worden gesproken deze zich moet verwijderen. ‘Het secretariaat is een baantje van 96 centen per week, waaraan zeer veel werk is verbonden, maar daar ik wed dat niemand in de gemeente in staat is dit na eisch te kunnen doen, heb ik die last post maar aangehouden in het belang der gemeente waarvoor ik al circa 27 jaar werk, zelfs dikwijls tot mijn eigen schade en zal ik, man van bijna 73 jaren mij als een schooljongen er uit laten zetten nu mijne heeren, wanneer dat gebeurd geef ik er mijn baantje van 96 cent aan.’ Zover kwam het niet. Hij handhaafde het secretariaat en bleef zijn jaren uitdienen totdat hij in 1913 gepensioneerd werd en elders ging wonen. Ruim 28 jaar was hij toen te Zaandam werkzaam geweest; de dagen van Smilde en Gorredijk lagen ver achter hem.

Zijn vrouw mocht deze slotfase niet beleven; zij was op 6 oktober 1912 gestorven. Haar zerk vermeldt de naam van Bertha de Haan-Rubens en de Joodse datum: 26 Tisjri 5673. Dat haar vader de Morétitel droeg, wordt in het steen nadrukkelijk aangegeven.

Op 17 november daarop volgende richtte Izak de Haan een verzoek tot de Kerkeraad van Zaandam om hem ‘beleefd af te staan, de grafruimte naast zijn overleden vrouw, zijnde Regel Een Nummer Zes en wel, onverschillig de plaats waar hij komt te overlijden’.

Op het bootje tussen Zaandam en Amsterdam miste men sedertdien de spraakzame Rebbe, die de mensen zo vaak en niet altijd op aanvaardbaar niveau had bezig gehouden met zijn ‘gijntjes’ en ‘meinses’, die dikwijls aspecten van Joodse zelfhaat vertoonden.

Hij zocht nu ander publiek, op vele plaatsen (Arnhem, Apeldoorn, Amsterdam), omdat hij het nergens kon vinden. Slechts zeer langzaam kristalliseerde zich de koppigheid van deze moe-gevochten Rebbe tot de resignatie van berustende ouderdom. Aan een achternicht - kleindochter van zijn zwager Koekoek - schreef hij uit Amsterdam op 4 augustus 1922:

Lieve Lotti,

Ja ik ben nu een oud man en heb mij gewend om een uitwendig zonnig leven te laten zien, al dondert het inwendig; maar om zoover te komen moet er gestreden en overwonnen worden door ons zelf, ik bezie nu het leven van zijn beste kant...

36

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.