IV
Ja, het zijn groote dagen! Een tegenstander van den rabbijn Koek komt mij vertrouwelijk mededeelen, dat zijn neef gehoord heeft, dat de bode van de Leenbank gezegd heeft: ‘wacht maar, wacht maar’, toen hij voorbijging. Denk ik niet, dat er geheime betrekkingen bestaan tusschen de Leenbank en de Zwarte Hand? ‘Ga naar de politie’, zeg ik huiverend. En de Dichter Victor met de lange haren, die trouwens geen gedichten schrijft. Hij heeft ronduit gezegd, dat hij er vijftien jaar voor over heeft.
’s Middags komt het Joodsche Wachtertje weer. Neen, de politie heeft den schrijver van den brief nog niet gevonden. Ook de hoofdkwartieren van de Zwarte Hand houden zich nog schuil. Maar overigens. Als ik een revolver wil dragen, zal men mij verlof geven. En als ik van iemand hoor, die dreigende woorden heeft gesproken, laat ik het zeggen. Dan wordt hij ingerekend.
In den laten middag, éér het tijd wordt voor onder de sofa, ga ik wandelen langs den Jaffa-weg. Hoe teeder is de wereld. De zachte middagwind en de lucht vol fijn gestoven stof. Het werk is afgeloopen. En de menschen gaan vredig. Maar wat zijn zij? Wie zijn zij? Als ik naar de politie ga en zeg, dat zij dreigende woorden over mij hebben gesproken, worden zij allen ingerekend en al de gevangenishokken van Jeruzalem zullen vol zijn. Ook kan ik een revolver nemen en hen allen neerschieten. Het Leven is groot. Waarom niet?
v
Het is de twintigste geworden. Vier dagen vóór den Dood. Of zal ik den vier-en-twintigsten niet sterven? Onzekerheid. Onzekerheid. Tusschen het Heden en de Toekomst staat een dun, strak gordijn van ijzer of van iets anders. Wie het met zijn vingertoppen openscheuren wil, rijt de toppen tot bloed. Wie er over nadenkt, wordt gek. Men moest er eigenlijk niet over schrijven. Des middags zendt de Zwarte Hand een tweeden brief. Zij hebben gehoord, dat ik nog altijd mijn paspoort niet heb opgevraagd. Laat ik niet denken, dat zij genade voor recht zullen laten gaan. Den vier-en-twintigsten !
Dan voel ik, dat de Dood dichtbij is. En dat ik in mijn doodsangst niet beter kan doen, dan naar de Politie gaan. Ja, het zijn ernstige tijden, die wij beleven. Weet ik wel, dat een van de Joodsche architecten ook eenen doodsbrief heeft gekregen? Hij wilde niet een contract teekenen, waarbij hij zich verplichtte alleen werk te geven aan leden van de socialistische arbeidersorganisatie. Hij was slecht en achterdochtig genoeg om te denken, dat hij
305