De zoon van een gazzen

Titel
De zoon van een gazzen

Jaar
1967

Pagina's
414



laten maken. Maar men kan toch nooit weten. En men moet voorzichtig zijn Zijne Majesteit! Een beleediging. Hij zal rapport maken.

Des middags komt een alleraardigst Joodsch diendertje, dat de Taal der Wedergeboorte spreekt. Hij is héél jong en héél ernstig. Laat ik toch voorzichtig zijn. De Zwarte Hand is een machtig genootschap. Hij onderzoekt mijn tuinhuisje van top tot teen. Ja, een geschikt huis voor de executie van een doodvonnis. Ramen in drie muren. En een dunne deur. ‘U moet denken,’ zegt het verstandige diendertje: ‘Zij hebben hun spionnen overal... zij zullen komen in den nacht... zij zullen het vuur concentreeren op uw ledikant... ik zou u raden, gaat u slapen onder het bed.’

Wil ik overigens de bescherming van eenen rechercheur! Wil ik een verlof voor het dragen van een revolver! Een week vóór men doodgeschoten wordt, is de Regeering goedhartig. Misschien was het beter, dat ik inderdaad het Land maar verliet. ‘Tijdelijk’, houdt het diendertje aan. ‘Het is een machtig genootschap. En u kunt niet weten’.

iii

Wat twee geheime dienders weten, kan niet onbekend blijven. Jeruzalem weet, dat ik mijn doodvonnis thuis gekregen heb. Het leven wordt nu héél belangrijk. Menschen, die voor mij anders veel te wedergeboren zijn, spreken me aan op straat: ‘Is het werkelijk waar? Heb ik mijn doodvonnis thuis gekregen? Mogen wij den brief zien?’

‘Ja’, zeg ik, dicht bij den Dood: ‘het is werkelijk waar... ik heb mijn doodvonnis thuis gekregen... maar den brief kan ik u niet laten zien... die is bij de politie. Vraagt u hem te zien... ik zal u een aanbeveling meegeven... ik heb daar nu grooten invloed.’ Vele verstandige menschen raden mij, aan het billijke verlangen van de Zwarte Hand te voldoen. Maar ik ben dom en koppig.

Hoe wonderlijk is deze tijd! Als ik des avonds niet naar eene vergadering wil, zeg ik: ‘Denkt gij, dat ik des avonds uitga? Ik steek niet eens een lamp op... als het donker wordt, kruip ik onder mijn sofa... als zij dan ’s nachts komen, en het vuur concentreeren op mijn ledikant...’

Er zijn menschen, die mij willen bemoedigen. ‘Dwaasheid’, zeggen zij: ‘de Zwarte Hand... er bestaat geen Zwarte Hand... laat u niet bangmaken’. Dezulken haat ik. Mogen zij mij misgunnen, dat ik mijn doodvonnis heb thuisgekregen? En dat ik den vier-en-twintigsten zal worden doodgeschoten? Is het leven al niet suf en onbelangrijk genoeg? Ik haat hen.

304

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.