genoemde ruime geweten van den gazzen alleen verantwoording schuldig is aan God, overigens bewijst de gazzen dat bij schorsing eerst de Opperrabbijn moet gehoord worden, volgens Art. 16 der verordening van de Centrale Commissie betreffende de gesubsidieerde godsdienstscholen, de Heer Z. v.Leer zecht dat men consiliantie heeft gebruikt, daar men de politie had kunnen laten komen, en een aanklacht van rustverstoring kunnen doen, en daar staat vijfjaren op. de gazzen zecht dat hij die aanklacht wel had ge-wenscht en het nog aanvaard, de Heer v.Leer zecht man! Tart mij niet of ik doe het nog. de Heer v. Leer maakt aanmerking dat de Secretaris geen aan-teekening houd, ook de Heer Hes ondersteunt die aanmerking de Secretaris zecht dat hij ten alle tijde de Notulen goed heeft uitgewerkt en het ook nu weder zal doen, doch hij schrijft al die gekheid niet op.
Zelfs de Raw, Opperrabbijn Dusnus kwam er aan te pas. Hij kon niet in per-sona verschijnen wegens (voorgewende!) ongesteldheid. Op zondagavond 20 april 1884 komen de Hoogmogende Heren Parnassijns van Kille Koudesj Gorredijk wederom tezamen.
De Haan geroepen zijnde verschijnt ter vergadering, waarna de presentielijst geteekend wordt, de v.z. stelt de Haan in kennis met het genomen besluit. de Haan zecht dat hij geschreven heeft aan den Opperrabbijn hoe de zaak is, en hij nu niet wenscht te antwoorden in afwachting van het besluit van den Opperrabbijn, de Heer M.S. Leefsma zecht dat het een besluit is van Kerkeraad en Schoolbestuur en de Opperrabbijn daar niets kan over schrijven. de Heer Hes zecht als de Heer de Haan de waarheid heeft geschreven, de Opperrabbijn het kan vergelijken met hun schrijven, de Haan geeft pro memorie de inhoud van zijn schrijven te kennen, overigens zecht hij geen ƒ 5.— te kunnen betalen, hij kan van zijn gering salaris waarvan elk dubbeltje zijn bestemming heeft geen ƒ 2.50 per week afnemen.
De arme rebbe gaat tenslotte door de knieën. Op 11 mei wordt door hem zelf genotuleerd dat ‘hij als rechtgeaard Jood niet langer mag volharden in zijn rechtmatig verzet en dus aanneemt te betalen de somma van ƒ 5.— in wekelijksche termijnen van Een gulden te beginnen met de week van afzending van het schrijven (23 April 1884).’ Op dezelfde avond was binnengekomen ‘Schrijven van het Bestuur van de begrafenisvereeniging meldende het overlijden van een kindje van den Heer I. de Haan en verlof vragende tot begraven ... ’
‘Voor kennisgeving aangenomen’ - aldus het droeve blad papier.
29