Verder werd besloten, dat het statuut dat Groot-Brittannië voor Palestina moet uitwerken bepalingen zal bevatten omtrent de oprichting van het nationaal tehuis overeenkomstig de Balfourverklaring. De bescherming van de religieuze genootschappen vroeger aan Frankrijk toevertrouwd, zal in de toekomst door de betreffende consulaten worden uitgeoefend. De kwestie der bewaking der heilige plaatsen zal binnenkort geregeld worden. De orde der Franciscaners heeft verzocht dat een speciale commissie zal worden ingesteld om haar aangelegenheden te onderzoeken.
Dat enige weken tevoren het eerste Arabische pogrom (4-6 april 1920) was losgebarsten, maakte de stemming nóg geladener. Dit waren weken van een ongebreidelde krachtsexplosie. De chaloetsiem grepen hun rijpe kans! Hadden de jaren tussen 1917 en 1920 de uiterlijke staatkundige consolidatie gebracht, die tussen 1920 en 1924 zouden leiden tot een innerlijke revolutie, die vroegere zionisten voor onmogelijk hadden gehouden.
Ook de papieren ontwikkeling ging haar onzekere, ingewikkelde en niet tot ieders verbeelding sprekende gang. Taaie feiten vragen even aandacht. Juli 1922 door de Volkenbond geratificeerd, trad het Mandaat eerst twee jaar later (september 1924) in werking. Zijn speciale bepalingen, betrekking hebbende op de status van het Jewish National Home, bleken even zovele cruces in het vlak der zwakke Joodse ‘buitenlandse’ politiek. Wel werd in de preambule de globale inhoud van de Balfourdeclaratie erkend, maar hoeveel betekende dat feitelijk in een Britse Midden-Oosten-politiek, die op alle wijzen - zoals toen eerst recht bleek - de Arabieren wilde ontzien? Het Mandaat erkende de Zionistische Beweging, zij het niet zonder enige formele restrictie, als the Jewish Agency. Er wordt echter met zoveel woorden aan toegevoegd, dat de Wereldorganisatie in overleg met het Britse Bewind alle Joden - ook de niet-nationale - dient aan te trekken bij de herbouw van Palestina. Hieruit resulteerde uiteindelijk the Jewish Agency for Palestine, die in augustus 1929 zou worden geïnstalleerd.
Diverse Witboeken (van juni 1922, november 1923) hielden zich in deze jaren bezig met de vraagstukken van een land, waarop naast de Arabieren nu ook de Christenen rechten deden gelden. Enkele hooggestemde pogingen (omstreeks 1919) om Joden en Arabieren tot elkander te brengen (Feisals beroemde brief van 3 maart 1919 aan Professor Felix Frankfurter, Amerikaans lid van de Zionistische Wereldorganisatie ter Vredesconferentie) leidden niet tot praktische resultaten. Wie geloofde ook in de inhoud van het onlangs weer te Londen opgediepte epistel in het handschrift van Lawrence:
280