De verlegenheid waarin de Britse regering verkeerde, was een directe maatstaf voor de verwarring van tegenstrijdige overeenkomsten, beloften en toezeggingen waarvoor zij en de gehele conferentie stonden. Daar was, allereerst, de Britse toezegging in 1915 aan de Grote Sheriff gedaan, waarbij Engeland zich verbond de Arabische onafhankelijkheid te erkennen als Hoessein tegen de Turken in opstand kwam. Daar was, ten tweede, het Sykes-Picot akkoord van 1916, dat voorzag in de instelling van Arabische staten in Syrië en Mesopotamië binnen de Franse, Engelse en Russische invloedssferen. De Russen hadden gelukkig hun rechten in dit opzicht verbeurd door hun revolutie en hun afzonderlijk gesloten vrede met Duitsland, maar niets wees erop, dat de Fransen ook maar een greintje minder vastbesloten waren om te pakken wat hun beloofd was. De Franse aanspraak op Syrië, ten dele gebaseerd op regelrecht imperialisme en ten dele op het feit dat de Fransen zichzelf beschouwden als de historische beschermers van het christelijke geloof en zijn aanhangers in de Arabische wereld, was iets, dat geen enkele Franse regering op dat moment zou kunnen laten schieten zonder fatale politieke gevolgen. Daar was, in de derde plaats, de Balfour-verklaring van 1917, die de Joden na de oorlog een nationaal thuis beloofde in Palestina. Daar was, ten vierde, de verklaring van de Britse Hoge Commissaris in Cairo in juni 1918 ‘dat de Arabische gebieden die bevrijd werden door militaire actie van hun bewoners, volkomen onafhankelijk zouden zijn’. Daar was, ten vijfde, een Engels-Franse verklaring, uitgegeven in november 1918 na de val van Damascus, waarbij de Arabieren van Syrië en Mesopotamië beloofd werd ‘begunstiging van inheemse regeringen en garantie van normale, ongehinderde functionering van regeringen, door de bevolking zelf gekozen’. Boven dit alles uit waren er dan nog de Veertien Punten van Wilson, met de plechtige verklaring dat het zelfbeschikkingsrecht der volkeren de basis zou zijn voor alle toekomstige verdragen, een belofte die in de Arabische wereld grote verwachtingen had gewekt - zoals dan ook duidelijk de bedoeling was geweest.
Op 10 augustus 1920 was te Sèvres de vrede met de Turken gesloten. Het Ottomaanse Rijk werd op de diplomatieke snijtafel gelegd en van alle niet-Turkse gebieden beroofd. Dat hiermee niet één oud vraagstuk uit de wereld werd geholpen, maar wel talloze nieuwe zouden ontstaan, was zonneklaar. De weg was gebaand voor de nu openlijke strijd tussen Arabieren en Joden, die aanvankelijk - ondanks latente conflictstof - niet was ontbrand. Wat hadden de utopistische denkbeelden van mannen als Herzl eigenlijk de facto betekend’ Na 1918 werd het menens! Het Joodse volk zou op grond
278