de anti-Zionistische weekblaadjes tegen ons te keer gaan, is dit thans misschien ook een misdaad tegen het Joodsche volk, maar het geschiedt dan toch tenminste in Joodsche bladen. Als Poincaré de Fransche regeering wil aanvallen, kiest hij daarvoor immers ook geen Engelse courant! Niet één Franschman zou hem dat vergeven.
Wij hebben de politieke brieven van mr. de Haan nu weer een jaar lang met een zuchtend ‘min Allah’ terzijde gelegd. Maar nu zouden wij wel willen wenschen, dat niet alleen de dagen gaan.
Bij buitenstaanders moge in dit stadium de vraag opkomen hoe dit alles binnen het kader van een Joodse gemeenschap anno 1920/24 mogelijk was. Hoe een nationale Jood (hij moge dan een nog zo speciale casus vertegenwoordigen) met Zionisten kon twisten op dit deplorabele niveau. Voor een generatie, die in 1948 de Staat Israël zag verrijzen, inderdaad een probleem, was dit verschijnsel binnen het kader van de Joodse historie-evolutie tussen 1900 en 1940 nochtans volkomen normaal. Het Zionisme had slechts greep gekregen op een kleine minderheid van het Joodse Volk, die zich met moeite staande hield tegenover machtige geassimileerde groepen enerzijds en de uiterste orthodoxie ter andere zijde. Herzls ontgoocheling terzake van dit laatste fenomeen vormt een hoofdstuk apart in diens korte, heftige leven.
Ook in Nederland hadden zich de behoudende Joden van meet af aan onder aanvoering der officiële Rabbijnen te weer gesteld tegen het Joodse Nationalisme, dat de grondslagen van hun verburgerlijkte levenshouding dreigde te ondermijnen. De Haan kende de interne verhoudingen op dit stuk maar al te goed en zijn feilloos instinct reageerde op deze tweeslachtige situatie volstrekt ‘natuurlijk’. Hij hanteerde zeer behendig het bekende anti-religieuze gedragspatroon van de Zionisten als een geducht wapen, waartegen vroeger en later ook van de zijde der wetsgetrouwe Mizrachis-ten moeilijk te redeneren viel. Wat kon men hem in dit stadium eigenlijk verwijten! Zijn ‘orthodoxie’ - aanvankelijk organisch verbonden met zijn nationaal-Joodse ideologie - was in het Jeruzalem der beroeps-Zionisten in botsing gekomen met de levenspraktijk van het echte Jodendom. Nóg een stap en zijn ‘orthodoxie’ vond haar plaats temidden van de Sonnenfel-dianen, die het Zionisme beschouwden als een gevaar, niet slechts voor het heilige land, maar eveneens voor de ‘chaloeka’!
Scherp doorzag De Haan de unieke kans, die hier voor het grijpen lag. Dat deze groep-Sonnenfeld numeriek van generlei betekenis was, speelde geen rol. Haar ontbrak het aan organisatorisch verband, dat zich naar buiten
276