langer onder Zionistische vlag te vertoonen, lijkt ons wenschelijk. Maar met dat al moet men heusch niet denken, dat de anti-nationale orthodoxie ook maar iets minder verpolitiekt zou zijn, dan de genationaliseerde. De groep Sonnenfeld kan zich er op beroemen een hoogstaanden leider te bezitten maar die eigenschap is allerminst besmettelijk!
Prof. Weizmann wordt van onoprechtheidbeschuldigd.Ditblijkbaar hoofdzakelijk in verband met de arbeiderskeuken. Over deze zaak handelt een afzonderlijk artikel in ons volgend nummer.
Voor het overige kunnen wij ons voorstellen, dat prof. Weizmann zich niet aangetrokken gevoelde tot die instituten, van uit welke de Agoedas Jisroëil herhaaldelijk getracht heeft, achter onze organisatie om, zich bij den landvoogd in te dringen.
In het algemeen weten wij op dit oogenblik geen enkelen staatsman te noemen, die niet ook op zijn tijd van onoprechtheid is beschuldigd. En in het algemeen is dat ook zoo erg niet. In ons geval is deze onverkwikkelijke sport echter minder onschadelijk, omdat het vertrouwen op onze leiders den deurwaarder moet vervangen, dien andere staatslieden op onwillige belastingbetalers kunnen afsturen. En als een Zionist den subjectieven indruk heeft, dat prof. Weizmann onoprecht is, dan bestaat er gelegenheid hem dit en al wat men verder op het hart heeft, persoonlijk of in de Zionistische pers te zeggen. En daarmee komen wij tot onze voornaamste grief tegen de ontboezemingen van mr. de Haan in het ‘Handelsblad’.
Als hij met zijn kritiek iets nuttigs wil bereiken, schrijve hij in de ‘Doar Hajom’. Daar zou men hem voor een brief, gelijk nu in het ‘Handelsblad’ stond, nog in late geslachten zegenen; prof. Weizmann zou het gelezen hebben en al de andere obstakels op den weg naar het Nationale Tehuis van mr. de Haan zouden het eveneens hebben gelezen. Het ‘Handelsblad’ leest niet één der leiders, voor welke de kritiek bestemd zou kunnen zijn. Dat lezen vooral personen, die al sedert maanden naar een dragelijk voorwendsel uitzien, om zich aan hun plicht tegenover het opbouwfonds te onttrekken. Wij ramen de schade, die deze brief aan het K.H. berokkent, op een ton. Laat ons bureau maar in het tuinhuisje van Adil Effendi over dit bedrag disponeeren. ‘Hoe staat het met het Opbouwfonds?’ vraagt mr. de Haan vriendelijk belangstellend. Wij antwoorden: ‘Gij doet Uw uiterste best, om het resultaat in Holland door Uwe lamentaties te bederven.’ Als men weet, dat er veel geld noodig is, moet men niet trachten te beletten, dat dit geld er komt. Dat noemen wij een onverantwoordelijk drijven. Daarvan afgezien, komt het niet te pas, kritiek op de Zionistische leiding en toestanden in het Zionisme in een vreemde courant uit te oefenen. Als
275