Zijn omgeving wreef zich even de ogen uit. Men kende hem, de cynische, voor een Joodse man vrij lange, schrale Izak als een spotter. En hij zou rebbe worden? Er werd een beetje gegniffeld, men trok snoetjes... Maar aan de andere kant was men toch ook wel verrast, dat deze man van bijna 40, nota bene zonder vooropleiding, buiten het seminarium om, de akte had gehaald. Het zou later de enige akte blijken, die hij - alle inspanningen ten spijt - zou behalen. Maar de levensomstandigheden zouden ook wel sterk tegen hem zijn.
En hij zelf? Wat ging er in hem om, toen hij het papiertje op het Jonas Daniël Meijerplein in handen kreeg? Hij las nog eens de Verordening van het Kerkgenootschap, gedateerd de 25e april .1871, houdende regeling van het examen en de toelating der Nederlandsch-Israëlietische Godsdienstonderwijzers:
Art. 4.
Hij, die als godsdienstonderwijzer verlangt geëxamineerd te worden, is daarenboven verpligt over te leggen eene acte van bekwaamheid minstens als hulponderwijzer, verkregen ingevolge de voorschriften der wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad no. 103).
De kandidaat voor den laagsten rang, die zoodanige acte niet bezit, moetvoor de commissie van examinatoren doen blijken, voldoende kennis te bezitten van het lezen en schrijven der Nederlandsche taal, de gronden dier taal, de beginselen der rekenkunde, den regel van drieën ingesloten, van de va-derlandsche geschiedenis en van de aardrijkskunde der Nederlanden.
Het overleggen eener onderwijzersacte wordt niet vereischt, wanneer de examinandus voor den laagsten rang bewijst tot het onderrigt op het Nederl.-Israël. Seminarium, een gymnasium, een latijnsche school of eene hoogere burgerschool binnen het Rijk te zijn toegelaten; en voor den middelsten en hoog-sten rang, een bewijs overlegt, dat hij den leercursus in de afdeeling onderwijzers of onderafdeeling rabbijnen aan het Nederl. Israël. Seminarium, op een gymnasium, eene latijnsche school of hoogere burgerschool binnen het Rijk, met goed gevolg, ten einde toe heeft bijgewoond.
Art. 6.
De kundigheden vereischt om als godsdienstonderwijzer te worden toegelaten zijn:
I. VOOR DEN LAAGSTEN RANG.
a. Het lezen der Hebreeuwse taal met juiste accentuatie en bekendheid met de gronden der Hebreeuwse grammatica tot en met de werkwoorden.
17