a. tot godsd. onderwijzers van den laagsten rang: de Heeren
van Groenlo „ Amsterdam
„ ld.
„ Utrecht „ Amsterdam
Meyer Hij man Heymans Isaac Smalhout Joseph Spier Abraham Bouwman hak de Haan
b. tot godsd. onderwijzers van den middelsten rang: de Heeren
Abraham van Crtfeld van Amsterdam
IsaakMonasch „ Nijmegen
Elazar van Tijn „ Borculo
c. tot godsd. onderwijzers van den hoogsten rang: de Heeren
Mozes Monasch van Gouda
Simon Salomons „ Amsterdam
Mozes Wolff ,, Willemsoord
De Permanente Commissie brengt hierbij in herinnering de bepaling omtrent de rechten der toelating, voorkomende in Verordening No. 5 en luidende als volgt:
Art. 8. De godsd. onderwijzers van den hoogsten en middelsten rang kunnen worden aangesteld tot hoofdonderwijzers op alle godsdienstscholen binnen het Rijk.
De godsd. onderwijzers van den laagsten rang:
a. kunnen worden aangesteld in gemeenten, waar niet meer dan veertig Israël, huisgezinnen wonen;
b. zijn bevoegd, om als hulponderwijzers op godsd. scholen te fungeren. Art. 10. Die eenigen rang als Nederl. Israël. Godsd. onderwijzer of godsd. onderwijzeres verkregen heeft, kan zich overal binnen het Rijk als zoodanig vestigen, doch is verplicht, alvorens openbaar godsd. onderwijs te geven, de acte van toelating te vertoonen bij het schoolbestuur der plaats van vestiging.
De Permanente Commissie L. P. Jacobs, Voorzitter,
N. L. van Ameringen, Secretaris
Amsterdam, den 6 November 1878.
16