Tolk van 't olle volk

Titel
Tolk van 't olle volk

Jaar
1984

Overig
Joods suplement op het nieuw Groninger woordenboek

Pagina's
65



57

lade BENSJEN in Vaderland in den    vreemde.

SJOEL/SJOELE, het gebruikelijke woord    voor synagoge,    die    oorspronkelijk

ook als leerSCHOOL gebruikt werd. Onze provincie heeft vele sjoels gekend. Vaak flmpele bouwwerkjes, zoals het sjoeltje van Bourtange, dat simpel ontstond uit een "lokaal", dat in 1841 werd aangekocht "tot het uitoefening onze Eeredienst. Maar daar ons bedoelde gebouw zich in zoo een zeer bouwvallige staat bevind dat wij genoodzaakt zijn hetzelve te erstellen "

Aan de andere kant wijzen wij op    de formidabele    synagoge    van    Stad,

die in 1906 door een gereformeerde architect werd gebouwd. Een creatie, van - voor provinciale begrippen - imponerende omvang. Maar een kerk; helemaal geen sjoel. In 1909 (drie jaar na de inwijding van het nieuwe bouwwerk) werd de overleden gazzen Vleeschhouwer vervangen door een "moderne" Obercantor, de overigens voortreffelijke Levie Rosenblatt, een broeder van de wereldberoemde Jossel. Kerkgenootschappen jke gezagsdragers verwachtten van zulke noviteiten een mogelijke opleving van het tanende sjoelbezoek. Op sjabbes en jon-tev leek het nog wat. Op een door-de-weekse-ochtend stonden we mét een dik minje. Als Jacob Israël de Haan in een van zijn eerste feuilletons van Het Handelsblad vertelt, dat hij - op weg naar Marum, waar Palestina-pioniers werden opgeleid - 's ochtends de sjoel in Groningen bezoekt, luidt het: "Zoo begint de dag pas over de Stad te schemeren, als ik, vreemde, de wegen naar de Synagoge uitzoek. Een ruim gebouw. Maar op dezen gewonen werkdag zijn wij weinigen. Alleen het middendeel is stil verlicht "

SJOUGET/SJOGEET = slager. Hier dient informatie de buitenstaander te attenderen op het hart van de joodse gemeenschap. Deze staat en valt met de SJEGIETE/SJEGIETA. Voor bijzonderheden verwijs ik nogmaals naar de eerder genoemde handleiding van Vedder en Goudsmit. In Oost-Europa gold de sjouget als een geleerde, een TALMIED GAGAM. En dat behoorde en behoort hij ook te zijn. Daaraan ontbrak het ten onzent wel eens. De controle van de dienstdoende raw hebben wij onder KAB-BOLE behandeld. In de volkstaal drongen via dit SJECHTEN (dit was de populaire term) diverse uitdrukkingen door. Ze hadden o.m. betrekking op het scherpe mes van de sjouget, dat voornaamste gereedschap, dat dan ook altijd in eerste instantie werd gecontroleerd, het GALLEF. Er mocht geen PEGIEME (kerfje) inzitten. Vandaar PEGIE-ME = oneffenheid in algemene zin. Dat mout hail zuver weezn, doar mag gain pegieme inzitn. Een andere uitdrukking: Dij vraauw van Có-hen het 'n loosjen (tong, taal, taalgebruik) as 'n gallef.

SJOUMER/SJOMEER = bewaker, controleur, speciaal diegene, die toezicht

moet houden op het naleven van rituele voorschriften. In de kleine killes was zo'n "ambtenaar" (want dat was de sjoumer) overbodig. Men "sjoumerde" in eigen beheer.

SJWERE NOUT/Zware nood = ernstige moeilijkheden. VP 49, waar ook - het

mij onbekende - SJWERENAUTER = iemand die in dringende nood verkeert. Ik voel in de uitdrukking (gezien de mentaliteit waarin zij werd uitgesproken) een noodlotselement. Dij zit in sjwere nout = die zit tot zijn hals in problemen van meer dan gewone aard. Ook als uitdrukking in de zin van ontzetting. Sjwere nout/dij zitn aan haals tou in de SORES = TSAROT = moeilijkheden.

SLEMIEL/TL 908. Verwijst niet naar Jiddisje oorsprong. Er zijn voor dit

veel gebruikte woord diverse etymologieën aangedragen. Ik volsta met

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.