56
liek van de HAWDOLE/HAWDALA = scheiding (met wijn, specerijen en licht) sprak tot de verbeelding. Aan het slot van de lofzegging over het licht, ging de balboos zitten, dronk het glas grotendeels uit en goot de rest uit over de gevlochten HAWDOLE-KEERZE. Soms doopte men dan beide wijsvingers in de "blussende wijn" en stak die in de ooghoeken. Hij sprak daarbij het bijbelvers Psalm 19:9 uit: "Het gebod van God is zuiver, verlichtende de ogen." Dat zou bescherming geven tegen blindheid. Tot in mijn jeugd spraken balbattem nog wel vóór hawdole een Jiddisj versje uit, waarvan talloze lezingen de ronde deden. Mijn tekst, ontleend aan Dorpsrebbe, is mij door zijn zoon overgeleverd:
Got von Awroom, Jitzchok un Jankev Behüt dein Volk Jisroël in deinem laub Die sieben teeg (dagen) soln komm
Zu mazzel, zu brooge, zu ausjer (= rijkdom), zu kowed Zu gesund, zu leben, zu parnose, zu guten gewinn Omein, omein, we'omein selo!
Het begrip LAUB ("LOOF" in de zin van ons loofhuttenfeest; zoiets als beschuttend dak) zou reminisceren aan een sententie uit het
avondgebed: "En spreid de LOOFHUT van Uw vrede over ons uit." Deze
woorden gevolgd door: "Want Gij zijt God Die ons SJOUMER OEMATSIEL is = Die ons hoedt en redt." Als uitdrukking in de volkstaal overgegaan. Men voelde de sjabbes als een bescherming. Tenslotte wenste men elkander: 'n MAZZELDIGE WOCH. Het overgebleven drab van de met
kaarsevet vermengde "wijn" werd over de stoep gegooid. Dat bracht mazzel. Het harde leven begon weer. De overgang daarnaartoe omgeven met bijgeloof. Geen nagels knippen. Geen witte kleren naaien (dat had te maken met de angst voor het SARGENES = lijkkleed). Ik heb nog joden gekend, die in de melodie van de hawdole treurmotieven mengden van de negende Ab (TIESJE BOW). Zo ingrijpend deze totale SJABBES, dat ik mij nog een oude man herinner, die woensdagavond in sjoel tegen mij zei:Miejong, nou ist al dunderdag en kin ik al zègn, mörn ist erev sjabbes.
SARGENES/lijkkleed, dat tijdens het leven gedragen werd op de JOMEM NOU-ROfEM en op SEIDERAVOND. Een fijnzinnige "Deutung" van de laatstbedoelde symboliek bij Franz Rosenzweig Stern der Erlösung III, 84. Etym. onzeker, zie Beem RT, s.v. Vgl. TAGRIEGEN.
SEIDER/Hebr. SEDER = orde, volgorde. Afkorting van SEDER HAGADA = de vastgestelde orde/volgorde van het verhaal over de uittocht uit Egypte. Gebruikt werd (ook voor de samenstelling van de SEIDERSCHOTEL) in de regel de Amsterdamse editie uit de vorige eeuw, met de vertaling van S.I. Mulder en de befaamde, aan oude edities ontleende, plaatjes.
Door Carry van Bruggen vooral zijn deze avonden doorgedrongen tot een breder, vooral niet-joods publiek.
SELIG/Mannenvoornaam; afgekort Zelke. Zelke Bloemendal.
SJINNOEJ HASJEIM/Hebr. SJINNOEJ HASJEM = verandering van naam. Daar deze een wezenlijk bestanddeel van de persoonlijkheid was (is), gold naamsverandering als mogelijkheid tot wijziging van het menselijk lot. B.v. in tijd van ernstige ziekte. Dat gebeurde in sjoel, waar uit een tora-rol de eerste de beste naam werd aangewezen als de nieuwe (die vóór de oorspronkelijke werd geplaatst). Vgl. mijn bal-