52
PARREG/Zeer hoofd, "kletskop". Van Hebr. POREAG, waarbij ik denk aan Lev. 13:12, waar sprake is van huiduitslag, melaatsheid, die de gehele huid aantast van HOOFD tot voeten. ' n Parreg-kop van 'n vint. Het werd duidelijk uitgesproken mèt de E van de tweede lettergreep.
Niet te verwarren met:
PARG/Ontoegankelijke, stuurse figuur. Graag toegepast op niet-joodse gezagsdragers. Bernstein Jüd'tsche Sprichwörter geeft Slavische oorsprong van het woord, die ik niet kan controleren. Dij parg (zó werd het ook uitgesproken) van 'n börgemeester. Dij pareigem (meerv.) doun mor, 'n jid hèt niks te vertèln.
PARNES/Hebr. PARNAS = bestuurder van de kille. Oorspr. zowel religieus als administratief. Later alleen administratief. Het begrip evolueerde in de zin van "baassjpieler". Heel veel zelfgenoegzame PARNO-SEM (PARNASSIEM/PARNASSIJNS) hebben het leven van plaatselijke reb-bes tot een hel gemaakt. Wat verbeelstie wèl, bist toch gain parnes. Op een corpulent iemand: dij hèt 'n bauch as 'n parnes. Het "embonpoint" behoorde bij de zelfgenoegzame kaste van deze "autoriteiten".
PEISEG/Hebr. PESAG. Het populaire feest met zijn talloze symbolen èn uitdrukkingen. Het huis werd helemaal vrijgemaakt van GOOMETS (GAMEETS) = het gezuurde. PEISEGTIED waz schoonderstied. Het gomets werd vernietigd = GOMETS BATTELN. Dan kwam de PEISEGWOARE in hoes. Beligje Polak (Bottema 82): "Voor de acht Paasdagen kon men bij mijn vader (koosjere bakker) de matzes bestellen van de firma de Haan uit Amsterdam. De wijn kwam ook uit Amsterdam van de firma de Beer. Het Paasgebak kwam uit Groningen en de citroenballetjes uit Winschoten." Hoogtepunt vormden de Seideravonden.
PIDJEN HABEN/Hebr. PIDJON HABEN = het loskopen van de eerstgeboren zoon, Ex. 13:13, "Alle eerstgeborenen onder uw zonen zult gij lossen." D. w.z. loskopen van een COHEN. Een volstrekt symbolische handeling. De priester legde van zulke "loskopingen" een register aan.
PIEGEM/Een onaanzienlijke, soms caricaturale figuur. Hoogstwaarschijnlijk van Hebr. PIEGA = wind, scheet, van generlei waarde, vgl. NEFIEGE. Nevenbetekenis: een angstige. Bist !n piegem, bist baange. Ook: fn baange piegem.
PIZN/TL 756: Schertsend:
Ain pis, aal pis,
Nait pis, Jeude is.
PLAJENEN/Ook: PLANJENEN = huilen, klagelijk huilen. Van Lat. plangere.
Op 'n gaazn, die tijdens het lezen van de tora overdreven placht "uit te halen": Dij lajent nait, dij plajent (Pekel).
PLEITE/Hebr. PELETA = aangelegenheden die men uit een verloren gegane
boedel heeft gered, zie o.m. Gen. 45:7/Ex. 10:5. Gecompliceerde ontwikkeling tot ons begrip failliet. Cultuurhistorisch interessante analyse in Jüd. Lexikon s.v. Ik acht me ontslagen van verdere exegese. Algemeen bekend.
POEP/TL 768: Scheldnaam voor een R. Katholiek. Wilm Pope, op dezelfde wijze als Doavied Jeude.....
Vervolgens onder 2. scheldnaam, of altans naam uit de hoogte, voor de Duitsers... Poepmtrien, zie Jeudndoavied...
POEREM/Hebr. POERIEM = het uitbundige feest ter herinnering aan de redding der joden in Perzië. In de volkstaal vooral als luidruchtig