51
verwijs ik naar nóg een uitdrukking, die speelt met het vaak mechanisch opdreunen en niet verstaan van de Hebreeuwse gebeden. Als iemand iets ongerijmds voordroeg en dat nog met klem argumenteerde, luidde het wel: Gei sjoele = (zoiets als) ga heen.
OREN/Hebr. ARON = kast, heilige arke, waarin dé torarollen (SIFREI TOURE) werden bewaard, aan de Oostzijde van de sjoel; het centrale punt in de synagoge. OREN HAKOUDESJ (ARON HAKODESJ). In het Gronings voelde men verschil in uitspraak met het eerste OREN, dat werd uitgesproken
als OORN. De arke heette: OREN.
OUMERN/OUMEREN. Herinnert aan het bijbelse voorschrift van het brengen van een OMER = een maat van de nieuwe garst. Naar het voorschrift van de pentateuch moest men daarbij zeven weken (49 dagen) tellen (Leviticus 23:15), van de tweede dag van ons Pesachfeest tot het Wekenfeest. De vijftigste dag vond dat laatste plaats (Pinksteren = vijftigste). Dit tellen, met zijn symboliek, bleef in de ritus leven. In de kleine killes van de Ommelanden kwam men van heinde en ver iedere avond naar sjoel, om te OUMEREN. Dit werd in de omgangstaal on-
eig. tot een "tellen vol verwachting". Hai oumert nou al noa zien verkansie tou. In deze periode mocht men de baard niet afnemen (met uitzondering van de 33e dag = LAG BE'OUMER). OUMERBAARD.
OUREMEN/Baard afnemen. Het woord gevormd naar OUREM. Wij raken het verbod inzake het scheren met een mes, dat de bijbel de jood oplegt. Om de baard te verwijderen waren in de loop der tijden diverse methoden in zwang geraakt. In mijn tijd was het ZWICKEN reeds in onbruik. Dat gebeurde met een ZWICKSCHEERE, een schaar met platte dunne lippen (dus niet in punten eindigende) waarmee men zich ZWICKTE = de baardharen afknipte. In oude OUMERBOEKJES kan men daarvan nog afbeeldingen vinden. Vgl. De Vrijdagavond, 23-5-1924. Ter plaatse Dorpsrebbe Over scheren en scheerpoeder. Aan zijn betoog ontleen ik: "Dit scheerpoeder, geel van kleur, moet met water aangemaakt worden en daarna gekookt. Men verkrijgt dan een pap, welke men op de baardharen smeert en die deze er afbrandt." Een onaangename en ingewikkelde procedure, die menigeen ertoe bracht het bijbelse gebod te overtreden. Volgens een traditie zou de goudkleur aan de basis staan van de etymologie; naar AURUM = Lat. GOUD. Het lijkt me erg gezocht en werd door mijn leraar klassieken Dr. Isaac de Jongh (conrector aan ons seminarium) onwaarschijnlijk geacht.
OWEL/Hebr. AWEL = treurende. Na de dood van naaste bloedverwanten (speciaal ouders) werd een treurtijd gehouden. In het laatste geval: een jaar lang. Het zogeheten OWELJAAR, waaraan men zich in brede kringen placht te houden.
PAAGED/Hebr. PAGAD = angst. Speciaal: voor de niet-joodse wereld. Een
pagete jid. Jidn bin op 't heedn nait paged meer. Zeer gebruikelijk: PEGIETE = bang. Bist toch nait pegiete?
PANGELDER/rL 738 = schacheraar; zie pangein. Pangeljeude = voddekoopman.
De pangeljeude stopt zien vódn in zien pongel. Dat laatste woord verklaart Ter Laan als zakje/vrachtje in een zak. Zie 775 s.v.:
Pongeljeude = voddekoopman. Ik heb het nooit gehoord.
PARNOSE/Hebr. PARNASA = onderhoud, middel van bestaan. Vooral via het
BENSJEN na de maaltijd tot de volkstaal doorgedrongen. God werd gedankt voor PARNASA EN GALKALA = verzorging. Dij lou-geifets (niksnut) kikt veuls te veul noa de wichter en vergèt zien parnose.