38
vraag: hèie ook wat in handel?, door de jeugd werd nageroepen.....11 volgen een paar onschuldige scheldliedjes. Een dergelijke benadering, anno 1961, lijkt nergens op. In het verlengstuk daarvan komik nog éénmaal op het lange citaat uit zijn Woordenboek terug.
"Jeudnswait is betuun" slaat helemaal niet op het feit, dat wij joden liever koopman zouden zijn. "Liever" dan onze handen vuil maken - dat wordt bedoeld! Vervolgen wij onze opzet.
JEUZELN/TL 374 = gedempt, klaaglik jammeren. Hai jeuzelde as 1n 51 jeude. JIESJEW/Hebr. JIESJOEW = vestiging. Zie de inleiding tot BALANS V. JISROEL/Hebr. JISRAEEL (Israël). Vooral in BAR JISROEL = zoon van Israël = medejood. Doe bist toch 'n barjisroel! Een uiting van herkenning, van gemeenschap, waartoe "wij beiden behoren".
De eigennaam JISROEL in de regel afgekort tot ROLIE.
JIZKER/Hebr. JIZKOR = moge (Hij) gedenken (de ziel van een gestorvene).
Een gebedsformulier dat in sjoel tijdens de toravoorlezing werd uitgesproken, mèt de naam van de gestorvene. Namens degene, die tot deze JIZKER opdracht gaf en daarvoor een bedrag offerde voor een goed doel. Vgl. het direct volgende.
JOARTIED/Jaartijd. Jiddisj JOORZEIT. De datum in het joodse jaar, waarop de sterfdag van vooral ouders wordt herdacht. O.m. door het aansteken van een lichtje, dat het eeuwige leven symboliseert. Viel de dag in de week dan ging men ook in de kleinste killes in de Ommelanden 's avonds en 's morgens naar sjoel om KADDIESJ te zeggen. De JOARTIED was aanleiding tot het laten uitspreken (bij voorkeur op de eerstvolgende sjabbes) van een JIZKER.
JOMEM NOURO1EM/Hebr. JAMIEM NORA'IEM = ontzagwekkende dagen, waarmee bedoeld worden ons Nieuwjaar (Rosj Hasjana) en de Grote Verzoendag (Jom Kippoer). Hoogtepunten, vooral in sjoel.
JONTEF/Hebr. JOM TOW = goede dag‘= feestdag. Term voor alle officiële
feestdagen van het joodse jaar. Ook in algemene zin, als betiteling van een dag vol vreugde. B.v. als iemand voor een examen geslaagd was. Vandoage is 'n jontev veur mie. Ook in schampere zin: Mach jon-tev davon = daar kun je niet veel mee beginnen. In deze zin ook:
Mach sjabbes davon. Als om het waardeloze van iets aan te geven. Daarvan kun je moeilijk de kosten bestrijden, die je voor sabbat en feestdagen nodig hebt.
JOUKER/TL 380. Wij corrigeren: Hebr. JOKER = duur. Zó werd het in Winschoten (zie het Woordenboek t.p.) juist geïnterpreteerd.
KAALF MOZES/TL 382: Een onhandige domme vent; iemand zonder ervaring.
Zo heb ik het woord ook in mijn geheugen. Een stoethaspel. Een bevredigende verklaring heb ik niet kunnen vinden.
KAALS SJTOB/Jiddisj KAALS STUBE = het vertrek, waar het centrum van de joodse gemeente was gevestigd. KAAL/Hebr. KAHAL = gemeente. Vgl. KEHILLA (zelfde stam).
KAAMP/TL 1263: Jeudnkaamp = straatje bij de oude Joodse begraafplaats in Stad.
KABBOLE/Hebr. KABBALA. In de hier gebruikte zin:autorisatie. In het provinciale jodendom de technische term voor autorisatie van de SJOUGET = baistnsnieder. Mien opa gong mit zien bruier KABBOLE hoaln bie de raw in Stad.
KABREN/Hebr. KABRAN = begraver/doodgraver; iemand die zich belangeloos