35
ontleend aan een gebedsformulier.
HASJEWEINE/Hebr. HASJIEWENOE = voer ons terug. Ontleend aan de liturgie. Bij het terugbrengen van de torarollen naar de heilige arke: Breng ons terug (HASJIEWENOE) Eeuwige, tot U. De tora was veilig weg, opgeborgen in de arke. Het gebruik in de volkstaal ontwikkelde zich in de betekenis van: weg/uit het oog. Dij is hasjeweine = die is met de noorderzon vertrokken. Ook abrupt: hasjeweine = foetsie. HETTER/Hebr. HETTEER = verlof, tegenstelling van ISSER (Vgl. ASSERN).
De raw concludeert tot verlof b.v. van het gebruik van bepaalde spijzen. Niet iedere beslissing viel in de smaak van een jehoede, die een SJEILE (religieuze vraag) aan de geestelijke voorlegde. HILLEG/Hebr. HILLOEG = gaan; in de zin van "erbij lopen". Dij hèt 'n
hilleg = die vrouw ziet er shabby uit. Ook algemeen: Hou wazt doar?
'n Hilleg/'n sof.
HOAMAN/TL 326 = Haman. Dreun:
Sloag Hoaman dood,
Sloag Hoaman dood,
Mit ain poar widde kouzn,
Want Hoaman het de gaalge baauwd Veur aal de Jeudnsmouzn.
(Vergelijk Esther VII.)
HOAMANSOORN/TL ter plaatse: gebak van meel en boter, met suiker en kaneel bestrooid. De auteur doelt hier op het joodse poeriem-gebak KIESJE-LIESJ ("koekjes" in het Jiddisj: küchlein). Hoe dit hier is terecht gekomen, is mij niet duidelijk.
HOUKE/TL 347 s.v.: As 'n Jeude op Zoaterdag staarft, lötn ze hom de houkn zain. Volgens het volksgeloof gooit men hem dan namelik van de ene hoek van het vertrek naar de andere.
De oorsprong van deze onzin heb ik totnogtoe niet kunnen achterhalen. HOUREG/Hebr. HOREEG = moordenaar. Meer algemeen: schurk, rotvent, Vooral: verrötter houreg. Hèt dij verrötter houreg mie weer bezaibelt of bezeibelt. Van Hebr. zewel = mest.
ISRAELIET/Niet bij TL. Als inleiding tot het volgende onderbreek ik dit proza voor een varium lexicograficum poëticum van mijn alter ego:
bie ter loan zuikn ie vergees noar ISRAËLIET dat wok waitnschappelk wel eevm kwiet veur aander lu/ook lu mor vraid vermoord blift JEUDE in joen toal ras-echte woord
J/Deze letter zet bij TL in met een rijmpje "om vlug op te zeggen":
Jeud, wat joekt mie de neus; jeukt tie de neus ook, Jeud?
Ik heb het iets genuanceerder in mijn geheugen:
jeude, jeude, wat joekt mie de neuze; joektie ook dien neuze, jeude/jeude?
Het rijm werd zeer snel uitgesproken met begeleidende vingefgebaren