21
BOUDEK/Hebr. BODEEK = onderzoeker. Bedoeld wordt daarmee een belangrijke functie van de rituele BAISTN-SNIEDER, in het Hebr. SJOGEET OE-BO-DEEK. Zie onder SJOUGET.
BOUDEL/Vooral in uitdrukking JEUDNBOUDEL, in de zin van slordige troep* TL 126 s.v. onder 7: "als tweede lid van een samenstelling, kan vaak door boel, rommel, kraam vertaald worden, maar heeft een nog algemener en steeds ongunstiger betekenis " Noemt ons begrip niet, dat
algemeen gebruikelijk was. Mlt Liekt hier wel een jeudnboudel."
BROOGE/Hebr. BERAGA = zegen. Omdat mijn opvatting enigszins afwijkt van
de o.m. door Beem gepubliceerde, geef ik hier de uitdrukkingen zoals die in mijn geheugen vastliggen:
1. Ik geef die mazzel en brooge. De geijkte formulering na het bezegelen van een handelstransactie door "handjeklap". Meermalen gehoord op de Winschoter markt.
2. Ale brooges op dien rosj (kop). Alle zegeningen op je hoofd.
Naar een formulering uit het gebed voor jonge kinderen, waarmee wij zijn opgevoed, vanaf ons vierde levensjaar. Ik citeer: "De leer door Mozes ons geboden, is een erfenis van Jacobs Gemeente. Dat zegeningen (beragot/brooges) op mijn hoofd nogen rusten."
3. Veul melooges (werkzaamheden) mor gain brooges. Alle gesappel brengt uiteindelijk niets op. Vaak gehoorde verzuchting.
4. Veul serooge (stank) nait veul brooge. Als de arbeid van de koopman veel stank met zich bracht en geen noemenswaardige winst opleverde.
5. An misjpoge zit gain brooge. Kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Een familielid kan men kwalijk dezelfde prijs bedingen, die voor een vreemde geldt. Ook wel gebruikt in minder vriendelijke zin. Op de mediene oefenden niet zelden familieleden hetzelfde beroep uit. Over de innige familieband die er tussen joden bestond subs. zou bestaan is intussen ook het nodige gefabeld. Men leze er de getto-literatuur (Canter/Goudsmit e.a.) maar eens op na.
6. Doar zit gain brooge en gain hatsloge (succes) aan; daar is niets aan te verdienen. Weer een citaat uit de liturgie. Zie MIE SJEBEIREG.
COHEN/Hebr. COHEEN = priester. De naam in het Gronings uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep. Analoog aan de uitspraak COU-HEIN, in het Jiddisj verkort tot COUN. Mv. COHANIEM/COUHANIEM/COUNEM. Bedoeld zijn de afstammelingen van de Hogepriester Aharon. De familienaam is bij ons joden bijna altijd identiek met de priesterlijke afstamming. De voorrechten ter synagoge worden onthouden aan Coha-niem, die bijv. een huwelijk hebben gesloten, dat naar de wetten van de tora voor deze "adel” verboden is. Zo mag een priester geen gescheiden vrouw huwen. Het merkwaardige is, dat een dergelijke "misstap", vaak lang geleden begaan, in joodse kringen hardnekkig bekend bleef. Hai hait wel Cóhen, mor hai is gain Coun. Voorbeeld in de regio: de misjpoge van Eli Cóhen, de tamboer der voormalige Groningse schutterij. Aan de andere kant wist men ook weer nauwkeurig, dat bepaalde families die een geheel andere naam droegen, toch tot de Co-haniem moesten worden gerekend. Voor de latere Ommelanden het voorbeeld van David van Buuren, de laatste gazzen van Delfzijl, afkomstig uit Hoogeveen.