19
BEIS/Hebr. BET, status constructus van BAJIT = huis. BET = huis van. Gebruikt in diverse samenstellingen waarvan ik noem: BEIS CHAJEM (CHA-JTEM)= huis des levens, euf. voor begraafplaats. Ook genoemd BEIS OULEM (OLAM) = huis van het eeuwige leven. Uit cultuurhistorische overwegingen voeg ik hieraan nog toe: BEIS HAKENESES = synagoge. Als zodanig echter in de volkstaal der provinciale joden ongebruikelijk. Tenslotte: BEIS HAMEDRESJ = leerhuis. Hierbij valt op te merken dat het platteland van Groningen voorzover mij bekend nimmer zo'n instituut heeft gekend. Het enige beis hamedresj in onze provincie stond aan de Folkingestraat in Stad. Het droeg de traditionele naam Eits Chajem = boom des levens en bezat een redelijke joodse, Hebraisti-sche handboekerij. In onze mediene waren nauwelijks Hebraica in de circulatie, behoudens dan de noodzakelijke gebedenboeken. En ook de laatste in een naar verhouding gering aantal.
BENSJEN/Zegenen. Een populair begrip, vooral gebruikt voor het dankgebed na de maaltijd. Het Jiddisje woord in Hebreeuwse karakters bleef tot in deze eeuw gehandhaafd in de zogenaamde "zeven stuivers-tefille" (zie onder TEFILLE), het algemeen gebruikelijke gebedenboek (ik citeer naar de 18e editie uit 1906, pag. 136). Ook het "bensjen" van kinderen bleef gehandhaafd, vooral op vrijdagavond. Vgl. BR 12. Het woord is aan het Latijnse benedicere verwant. Zie JL s.v. "Ein im Jiddischen gebräuchlicher, aus dem lat. benedicere (segnen) verderbter Ausdruck. Dem Sinne nach kann das Wort für jede Art von Gebet verwendet werden Wie Benschen werden auch einige andere gottesdienstliche Ausdrücke auf die lateinische Kirchensprache des Mittel-Alters zurückgeführt, z.B. Dawnen (= bidden) auf devovere. Andacht üben, Oren (eveneens bidden) auf orare, beten. Leinen (bij ons lajenen) auf legere, lesen, vorlesen " Naar Ismar Elbogen aldaar.
Dit citaat om de resten van ons Jiddisj in een bredere kontekst te trekken. Op orare (OREN) en legere (LAJENEN) komen wij terug.
BENSJEN/Voor een speciale betekenis betrekking hebbend op een doodzieke dan wel stervende verwijs ik naar SJINNOEJ HASJEM (= het veranderen van de naam). Vgl. mijn Ballade in Vaderland in den Vreemde.
BEREISJES/Hebr. BERESJIET = in den beginne, het eerste woord van de Tora en als zodanig de naam van het gehele eerste bijbelboek. Een exemplaar daarvan werd naar oud gebruik open op tafel gelegd als het onweerde. "Leg Bereisjes op toavel." Vgl. in dit verband de lofzegging die men uitspreekt "bij het zien van bliksem, vallende sterren of andere lichtverschijnselen" (om het populaire "brochesboekje" te citeren: "Geloofd zijt Gij God, die hernieuwt het werk van de Schepping = bereisjes." De exemplaren van het eerste bijbelboek lagen in de oude joodse gezinnen vaak uit de band.
BERIEJE/Hebr. BERIEJA = schepsel. Vooral in pejoratieve zin. Het best weer te geven in ons (letterlijk vertaald) creatuur.
BERJE/Zelfde etym.? Merkwaardig de uitspraak börje. Gebruikt voor een
jong iemand van wie men wat verwachten kon. Moet men hier denken aan BARJE(N), samengetrokken uit BAR ORJAN (Aramees) = geleerde? Algemeen nog gebruikelijk.
BESCHREIEN/Hoogduits = beheksen. Een begrip dat samenhangt met de in de
folklore voorkomende problematiek van het "boze oog". In het Jiddisj "ajin horre". Hebr. EN HARA. Daarover veel literatuur, speciaal Se-ligmann Der böse Blick, 1910. Men was bang een kind al te uitbundig te prijzen. De duivel zou eens jaloers kunnen worden. Een hardnekkig