17
modderschuit. Zie ook TSIETSES.
Het A. werd gebreid dan wel genaaid door de moeders, met kleine zakjes in de 4 hoeken voor de schouwdraden.
AREILEM/Mv. van OREL = onbesnedene (Hebr.). In alle benamingen van niet-joden liggen nuanceringen, die niet altijd eenvoudig zijn te omschrijven. Het algemeen bekende go'Ljem = volkeren, doet het meest neutraal aan. In areilem ligt een depreciatie.
ASJMEDEI/Asjmodai, Asmodee, een boze demon. Commentaar en lit. in BJ 17.
De drie betekenissen en hun gevoelswaarde bij VP 84. Ik nuanceer naar ons dialect: 1. Doe bist mie ook fn asjmedei (dondersteen);
2. Loop noar de asjmedei; 3. Doar hewe nooit meer wat van heurd, dij is zeker noar de asjmedei tou = spoorloos verdwenen. Beem noemt de vorm rasjmedei, door metalyse uit "der asjmedei" ontstaan, en zó herinner ik het me uit de mond van mijn moeder.
ASSER/Mannen-voornaam naar Aser, de zoon van aartsvader Jacob. Regelmatig voorkomend, zoals vele oud-testamentische. Ik kende Asser Gudema in Blijham, een nogal geassimileerde jood, die zijn beide zonen Aron en Abraham noemde. Tot 1940 is dit joodse aspect vrij constant gehandhaafd. Vgl. de instructieve genealogische tabellen bij Jaap Bottema Ze waren onder ons, 1980. In het Gedenkboek Gymnasium Vlvnschotanum, 1957 is de kentering geleidelijk merkbaar.
ASSERN/In het algemeen = verbieden. Speciaal gebruikt met betrekking tot slagers, die om redenen van ongodsdienstig gedrag door de opperrabbijn werden "geasserd". Zij mochten geen "koosjer" vlees meer verkopen. Een verbod met vaak zwaarwegende economische gevolgen.
Gezegde uit de Groningse slagerswereld: gain assern zunder vermas-sern = verlinken. Concurrerende slagers waren in die kleine gemeenschap soms geneigd tot laakbare gedragingen. Een bekende methode was een collega te betrappen die op sjabbes (de in de diaspora zo gevoelige zaterdag) na sjoel "achter gedienn" was gaan werken. In bepaalde gemeenten werd dit assern ter synagoge afgeroepen en in het voorportaal nog eens schriftelijk aan de wand geplakt. "Hèst heurd! hèst leezn/bakker/slachter x is asserd."
AWEIRE/Hebr. AWERA = zonde. Oneig. gebruikt in de zin van: das 'n aweire = dat is jammer; ook: das 'n aweire, dat is zunde. Om ergernis uit te drukken wanneer iets nodeloos wordt verspild.
AWOUDE ZORE/Hebr. AWODA ZARA = afgodendienst. Streng verboden. Aldus basis voor het verbod een katholieke kerk (TIFLE) te bezoeken, vanwege de beelden. Overgeleverde uitspraak van een oude rebbe oet de Pekel, waar de vroegere sjoel recht tegenover de Roomse kerk stond: "Tusn dizze zuvere Awoude en dij Awoude zore aan overkaande (hij wees dreigend met zijn vinger) ligt daip "
AZZESPONEM/Algemeen gebruikte term voor onbeschaamde vlegel. Uit Hebr.
azzoet paniem, dat regelrecht is ontleend aan een formulering in ons
ochtendgebed: "..... dat Gij ons vandaag en alle andere dagen moge
bewaren voor onbeschaamden en voor azzoet paniem = onbeschaamdheid."
BAALK/Jeudn koomm op 11 ies as der baalkn onder lign. Vgl. TL 357: Der zitn baalkn onder 't ies = het ijs is buitengewoon sterk.
BAANGE/Baange jeude; jeudn bin baange.
BAAUWN/Terminus technicus voor "seideren". Zinspeling op het refrein van een populair lied dat op Seideravond in het Jiddisj gezongen werd,
BR 9: "bau dein tempel schiere" = herbouw spoedig uw tempel* In het