12
basis ervan werd reeds in de vorige eeuw gelegd door een van de merkwaardigste godsdientleraren die de Ommelanden hebben gekend.
Voorzanger kreeg in de jaren tachtig van de vorige eeuw een boekje in handen van een zekere J.H.M. (een mij onbekend auteur) getiteld Sem und Jafeth/Die hebräischen Worte der Jüdisch Deutschen Umgangssprache, Leipzig 1882. De inhoud ervan bracht de erudiete rebbe ertoe een soortgelijk iets te beproeven voor het Nederlandse taalgebied. Zijn (mislukte) poging werd jaren later door J.E. Polak met succes gerealiseerd in de ons bekende editie. Waarin de Voorrede is opgenomen, die Voorzanger had bestemd voor zijn vertaling/bewerking. En daaruit worden wij een stukje wijzer inzake de toenmalige joodse attitude tegenover de resten van het Jiddisj. De auteur in spe verontschuldigt zich namelijk voor de arbeid die hij gaat ondernemen. Hij distantieert zich van het taaltje waaraan de ruim zeventig-jarige zijn krachten gaat wijden. De ver-Nederlandste joden zouden anders eens kunnen denken :
"Nooit kan bij mij of bij een ander, die met zijn tijd is vooruitgegaan, en niets zoo veracht als de vroegere onwetendheid, domheid en barbaarschheid, de wensch opkomen, dat het Joodsch jargon weer het burgerrecht of liever het recht van bestaan bij ons verkrijge. Die wensch toch zou niet alleen bespottelijk en dwaas zijn, maar deszelfs vervulling is totaal onmogelijk.
Voor ons Nederlandsche Israëlieten, welke zich in de zon der burgerlijke vrijheid en der moderne wetenschap bakeren, is het jargon dood en begraven, zonder ooit weer uit het graf te kunnen verrijzen. Onze emancipatie heeft aan dat jargon den doodsteek toegebracht.
Dat neemt echter niet weg, dat men den doode wel eer mag bewijzen, door nu en dan een zijner vroegere gezegden aan te halen, welke rijk aan gedachten en ideeën waren. En dat doen de meeste Israëlieten, schoon van kindsbeen niets anders dan onze rijke moedertaal sprekende, nog heden steeds onwillekeurig. Nu en dan ontvalt hun in gezellig verkeer zoo een woordje, zonder dat zij zelven het bespeuren. Niemand, althans hij niet, die de ware beteekenis der woorden kent, zal daaruit het besluit kunnen opmaken, dat zij het jargon weer in onze gezelschappen introdu-ceeren willen."
Jargon
Alleen al dat depreciërende woord wijst in de richting van de joodse Aufklärung, de Haskala. "Jargon, die von den Maskilim (Aufklärer) eingeführte geringschätzige Bezeichnung für die jiddische Sprache" (Jüd. Lex. s.v.). Het Jiddisj als gelijkwaardige cultuurtaal der diaspora, met zijn rijke literatuur, werd gedevalueerd als een soort koeterwaals. Dat bovendien door allerlei factoren (die hier niet terzake doen) verwantschap scheen te hebben met het Bargoens, een "geheimtaal", boeventaal, taal van landlopers en van dieven, waarvan ook de Nederlandse hand- en woordenboeken weten te vermelden, dat het "Jiddisje" bestanddeel ervan procentueel nogal hoog ligt. Met alle sociologische aspecten en gevaren van dien. Zou niet het moderne Duitse antisemitisme in diezelfde jaren tachtig hieruit