11
RESTEN VAN JOODSE TAAL
Bepaalde het voorafgaande zich tot de "natuurlijke" verbondenheid van joodse auteurs met het Gr.nnneg.ers, wij vragen nu aandacht voor de andere kant van de medaille: het joods-eigene, alweer in de taal. Daarvan is bij figuren als Van Hasselt en Broekerna niets te bespeuren.
Wij hebben hier op voorhand vast te stellen, dat wij ons niet zullen concentreren op secundaire "joodse" elementen, die tot diep in het algemene taaleigen van de Groningers zijn doorgedrongen. Met alle randverschijnselen en uitlopers daarvan. Waarover intussen al het een en ander is gepubliceerd, als uitvloeisel vooral van een onevenwichtige belangstelling die ook in dit gewest is ontstaan voor alles wat zelfs maar in de verte "joods" lijkt. Ik volsta met te verwijzen naar het nog altijd bruikbare handboek van J.G.M. Moormann De geheimtalen, 1924, waarvan het Bronnen-boek interessant materiaal uit dit gewest bevat. Daarover dus niet!
Hebreeuws en Jiddisj
Ik beperk mij uitsluitend tot de resten van het Hebreeuws en het Jiddisj, die in het geheugen van de Groningse joden bleven rondspoken tot hun definitief verdwijnen.
Bij het vastleggen van zulke fossiele taal-overblijfselen dienen wij met uiterste omzichtigheid te werk te gaan. Ik ben mij dat ten zeerste bewust. Deze poging is ten onzent bovendien de allereerste. Wat Beem voor het Nederlands- joodse taalgebied als geheel op verdienstelijke wijze deed, moest aan dit specifieke onderdeel uiteraard voorbijgaan.
De Groninger landjoden bezigden een eigentaaltje waarvan de uitlopers tot de oorlog herkenbaar bleven. Een meer en meer verblekende slotfase van een omwenteling die in de vorige eeuw haar beslag vond: het stelselmatig uitroeien van het autochtone Jiddisj. Een revolutionaire caesuur in de interne ontwikkeling van de joodse groep. Want dat was het!
Toen ik tussen Oldambt en Westerwolde opgroeide, was het allang afgelopen. Alle hedendaagse theorieën daarover ten spijt. Er was geen jood meer die het echte Jiddisj sprak, dan zelfs verstond. Om over lezen en schrijven maar helemaal te zwijgen. In het volkseigen bleven uitdrukkingen bestaan waarvan men soms niet eens meer de eigenlijke betekenis begreep maar waarvan men hoogstens nog de gevoelswaarde proefde. Spreekwoorden, puntige gezegden, interjecties, grappige in- en uitvallen. Is het niet touchant dat men reeds in de vorige eeuw inzag, dat het zin had die resten vast te leggen, om ze niet helemaal verloren te laten gaan. Wij raken een aspect uit de joodse historie der Veenkoloniën.
J.L. Voorzanger
Nog steeds als handboek in trek en als "Stoffsammlung" op dit speciaal gebied onmisbaar is Het Joodsch in Nederland/Aan het Hebreeuwsch en andere talen ontleende woorden en zegswijzen, verzameld en toegelicht door J.L. Voorzanger, in leven leeraar en Hoofdonderwijzer bij de Israëlieti-
sche Gemeente van Veendam en Wildervank en J.E. Polak.
-Polak en Voorzanger (zo heette het boek ten onzent), in feite immers het werk van de op de titelpagina als tweede genoemde romanist. Maar de oer-