Hoe anders kan de gesignaleerde verscheurdheid worden geïllustreerd in een patriottisch land als Duitsland, waar een ongekende oorlogspsychose alle redelijkheid wegspoelde. Van links tot rechts, van orthodox tot liberaal grepen Joden gretig naar de Duitse wapens. Sommigen onder hen in het bewustzijn eindelijk eens te kunnen af rekenen met het Rusland der pogroms... Het E.K.I (Ehrenyèreuz Eins) werd een begeerd kleinood; veel later soms met deportatie naar Theresienstadt beloond.
In die voor Europa noodlottige dagen wilde een geleerde als de Marburger Neo-Kantiaan Hermann Cohen in zijn Deutschtum und Judentum (1915/6) nog eens ernstig bewijzen dat tussen beide culturen een enge verwantschap bestond. De “Abwehrvereine” ontwaarden de kans van hun leven. Dat was de tegenkant van het Joodse nationalisme. Maar beide — hoezeer elkander tegengestelde - opvattingen confronteren de latere beschouwer met het brandende vraagstuk van de Eerste Wereldoorlog, die — na de Tweede — retrospectief weinig spectaculair schijnt, maar die voor het Joodse volk een wezenlijker caesuur bewerkte: de definitieve scheiding, nl. tussen de afscheid nemende 19e eeuw en haar wel volkomen andere opvolgster. Zo diep ingrijpend zou deze oorlog zich voor het wereld-Jodendom manifesteren, dat in Amsterdam op 15 april 1917 zelfs een gehele tentoonstelling kon worden geopend van Joodse oorlogsliteratuur, waarvan de catalogus meer dan 450 nummers bevatte. En in al deze literatuur spreekt - buiten en boven Joods nationalisme en assimilatie - slechts één facet: de aanstaande catastrofe van het Oost-Jodendom, dat voorlaatste hoofdstuk ook van de geschiedenis der Joden in West-Europa! Wat zich in de 18e en 19e eeuw op dit gebied aan Joods vraagstuk voordeed, dat zou nu aan zijn macabere voltooiing beginnen.
Het inleidend woord (van Alfred Polak) - getiteld “Van Joodsch lijden en mede-lijden” - vangt aldus aan:
“Het Joodsche Volk telt naar schatting 12 millioen zielen, en van deze wonen er 2 millioen, 35 duizend in landen, die niet bij den oorlog betrokken zijn. De Joden der Vereenigde Staten van Noord-Amerika ten getale van 1 millioen, 8 maal honderdduizend zijn hierbij gerekend. Voor een deel wordt de strijd gestreden in streken, die men door hun dichte Joodsche bevolking “Joodsch gebied” kan noemen, en in alle legers vechten Joden - zonen van één stam - tegen elkander. Diepe, wellicht onheelbare wonden zijn geslagen in de Joodsche Gemeenschap, niet alleen de “strijdende” maar ook de “burgerlijke” Joodsche bevolking is aan rampen ten prooi, ongekend zelfs in de lange lijdensgeschiedenis van het Joodsche Volk. Wanneer eenmaal de historie van dat leed en die ellende geschreven zal zijn, zal men het boek van zich werpen om niet onder de obsessie te blijven van de gedachte aan dit martelaarsgeslacht.
85