Maar wij gaan naar het Noorden van Amerika, waar dus in de 17e eeuw reeds Joden waren gevestigd, uiteraard nog lang niet in zulke aantallen als dat tegen het eind der vorige eeuw het geval zou zijn. Toen eerst werden de Verenigde Staten het nieuwe beloofde land, waarvan de vervolgde Joden in Oost-Europa droomden. Sedert 1776 waarborgde de onafhankelijkheidsverklaring daar vrijheid voor alle mensen:
“Wij houden deze waarheden voor vanzelfsprekend: Dat alle menschen gelijk geschapen zijn; dat zij door hunnen Schepper met zekere onvervreemdbare rechten zijn begiftigd; dat hiertoe behooren: leven, vrijheid en het nastreven van geluk. Dat ter verzekering dezer rechten, regeeringen onder menschen zijn ingesteld, haar rechtmatige macht ontleenende aan de toestemming der geregeerden; dat wanneer eenige vorm van regeering verderfelijk wordt voor deze doeleinden, het een recht van het volk is deze te veranderen of te vernietigen, en een nieuwe regeering te grondvesten, hare grondslagen bouwende op zulke beginselen, en hare macht in zulk een vorm organiseerende als hun het meest geschikt zal lijken om hun veiligheid en geluk te bevorderen.”
Daar - in het land van onbeperkte vrijheid — stroomden ze binnen, bleven ze binnenstromen. De trek naar overzee zou het Joodse volk nadien niet meer loslaten. Maar “mit der Landung war der Leidensweg der jüdi-schen Wanderer noch lange nicht zu Ende”. In de eerste tijd na hun aankomst hokten de “gelukkigen” in de kale havenbarakken van Castel Garden, totdat ze in de stad werk en onderkomen hadden gevonden. De “gelukkigen”, inderdaad! Want duizenden en tienduizenden beschikten niet eens over de middelen om zelfs de goedkoopste passage te kunnen betalen.
Dat landverhuizen vaak onoplosbare problemen met zich meebrengt, ondervonden de Oost-Joden uit deze decennia. Zij waren aangewezen op hulp van Joodse organisaties als de reeds in 1898 gestichte HIAS (= Hebrew Immigrant Aid Society), die als haar voornaamste taak beschouwde leiding te geven aan de “Berufsumschichtung” der ongeschoolde paupers. Maar ondanks alle hulp bleef het leven van deze Joden afschuwelijk moeilijk. Michael Gold heeft in zijn Joden zonder geld de sfeer van hun nieuwe Getto beklemmend getekend.
“Ik wil u nog vertellen van een eigenaardigen, kenmerkenden trek, dien wij, jongens, hadden: honger naar het landelijke.
New York is een duivelsdroom, de meest stedelijke stad in de wereld. Zij is vol geometrische hoeken en steenen. Het is een fabelachtige stad, begraven door een vulkaan. Geen gras vindt men in deze versteende stad, geen hooge, levende boomen, geen bloemen, geen vogel, behalve de grauwe, kleine, wellustige musch, geen weeke, vette aarde; versche aarde, heerlijk van geur, aarde om op te wandelen, te rollen, aarde om lief te hebben als een vrouw. Alleen
66