van de Tsaddik Zalmen Schneerson, de grondlegger van een chassidisch systeem, dat onder de term “rationalistisch” bekend bleef. Drie woorden werden zijn devies: Chochma (wijsheid), Bïm. (inzicht) en Dea (het kennen); vandaar dat wij spreken van C6a£aD-Chassidisme. Zalman Schneer-sons boek Tan ja (1796) elimineerde bijgelovige aspecten uit het Chassi-disme ten koste van het naïeve aspect, dat het oerbegin van de beweging zo fascinerend had gemaakt. Toen de Tan ja verscheen, hadden de Poolse delingen het merendeel der chassidim onder Russisch bewind gebracht, waarmee een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van het Oosteuropese Jodendom een aanvang neemt. Een hoofdstuk van exemplarische betekenis. Want de Tsaristische regering zag zeer ongaarne plotseling twee miljoen vreemdelingen binnen haar gebied, die het economische leven ter plaatse dreigden te ontwrichten. Zo ontstond — na actie van de Christelijke koopliedenstand — een reeks anti-Joodse maatregelen, zonder weerga, zelfs in de Joodse historie. De Joden werden slechts toegelaten in zogenaamde Ansied-lungsrayons. Deze bestonden uit 15 gouvernementen in het westen en zuiden, benevens tien, die deel hadden uitgemaakt van het voormalige Polen. Doch zelfs op dit relatief grote gebied mochten de Joden zich niet op het land ophouden doch uitsluitend in de steden. Rij uitzondering mochten belangrijke kooplieden, intellectuelen of ook wel handarbeiders zich op beperkende voorwaarden daarbuiten vestigen. Deze maatregel is van ingrijpende betekenis geweest voor de gehele maatschappelijke en economische structuur van de Joodse massa in Rusland. De fatale beroepsverdeling, waarin deze maatregel resulteerde, zou tot ver in de eeuw haar gevolgen doen gelden. Hiervan zal later sprake zijn.
Op dit moment laten wij slechts het accent vallen op het verschil van de geschiedenis der Joden in het Westen met die in Oost-Europa. Daar een emancipatie of (eventueel mislukte) strijd ervoor; hier voorlopig geen enkel geluid dat in de verste verte naar zoiets scheen te kunnen verlangen. Hoogst merkwaardig schijnt ons in dit verband de houding dezer Oost-Joden tegenover Napoleon, wiens naam — hoe dan ook - in het Westen vaak werd verbonden met de begeerde gelijkstelling der Joden met andere burgers. Toen de Keizer in 1812 naar Rusland trok, stonden de Joden, die wij nu hebben leren kennen, ambivalent tegenover hem, van wie ze mochten verwachten dat hij (zoals in het Sanhedrin was gebleken) de laatste resten van de Joodse gemeente-autonomie (deze basis van het nationaal-Joodse leven) zou opruimen. Een der grote chassidim uitte zich aldus: “Als Bonaparte overwint, dan zal de welstand der Joden toenemen en hun maatschappelijke positie zal beter worden; ter zelf dertijd zal echter hun hart zich afwenden van onze Vader in de Hemel. Als Tsaar Alexander overwint, dan zal de armoede
37