king van God en mens, en toch kan ook (en ziedaar een hoofdfiguur uit het patroon der mystiek) gezegd worden, wat gezegd is door een bekende zad-dik: ‘Die Menschen meinen, sie beten vor Gott, aber es ist nicht so, denn das Gebet selber ist Gottheit.’ De joodse modificatie in de vulling van dit patroon heet Kawwana het is de intentie mede te werken aan de verlossing der wereld; wanneer een mens in het gewone, verwarde leven zich uitstrekt met volkomen gerichtheid naar de Bevrijding, wordt hijzelf met zichzelf één (dat is “jichud”; dus geen unio mystica met God); en de zwervende vonken, die bedolven liggen en geklemd in elke vertwijfelde ziel, in elke doelloze aandrift, in elk donker ding, worden teruggevoerd tot vereniging met het licht-hart in de Lichtgloed Gods. Wie eet en drinkt of zaken doet met deze naar Gods toekomstige Eenheid gerichte intentie, die is feitelijk een medeverlosser; hij wekt en vernieuwt en richt de ongerichte, onderste werelden (die wervelen in de typhoon van de chaos of verzinken in de leegte van het blote bestaan) naar de assumptie, de opname in de Schechina.”
Hitlahawut, Awoda, Kawwana, Schiflut... wij zijn op weg naar een reactie op de verstandelijkheid van het Rabbijnse Jodendom, dat tot in zijn meest ideale vorm slechts een levenshouding kon worden van een betrekkelijk kleine groep. De Bescht knoopte zeer zeker aan bij de in de massa levende drang naar mystiek, maar zijn opvattingen leidden niet tot een eruptieve explosie naar de buitenkant a la Sabbetai-Tswi doch tot een verinnerlijking, die terzelfder tijd een democratisering inhield. Chassidisme werd — om het in 19e-eeuwse Nederlandse termen te vertalen: een bevindelijke vroomheid voor de doodgewone Jood (“posjeter Jied”). Zijn leiders waren dan ook geen geleerden doch mannen uit het volk, wier taal begrepen werd door eenvoudigen van geest, die snakten naar woorden die hen konden opheffen uit de af stompende werkelijkheid van Jodenleed en de deze begeleidende economische nood en ellende. De ware ‘ chosed” kon reeds door zijn levenswandel God dienen. Door religieuze verdieping kon hij zelfs stijgen tot regelmatig verkeer met het Hogere, ja tot de gave van helderziendheid, profetische kracht en het doen van wonderen. Dit laatste presteerden de Tsaddi-kim (sing. Tsaddik), wier optreden voor de evolutie van het Chassidisme van betekenis zou zijn.
In het jaar 1750, toen de catastrofe der Haidamaken-benden het lijden der Joden in Podolië tot een weerzinwekkend dieptepunt bracht, zou de Bescht opnieuw tot het mysterie van de “alijat ha’nesjama” (het opstijgen van de ziel) zijn geraakt. In hemelse sferen ervoer hij dat Samaël (de koning der boze demonen) verlof zou geven hele gemeenten en provincies te vernietigen. Plotseling zag de Bescht zich geconfronteerd met de Masjieach, wie hij vroeg: ‘Zeg dan — o Heer — wanneer zult gij eindelijk verschijnen?” Het antwoord luidde: “Dit zij U een teken: als Uw leer algemeen bekend zal
35