gesloten ?” Maar deze keer waren die „mensen” dan zeker Christenen. Hij schreef aan Groen:
„Intussen kom ik thans over een ander punt (uw Nederlander en onzen Heraut betreffende) uwe gedachten vragen en de mijne voorstellen. Ik heb mij verblijd, dat gij met zooveel stelligheid onder de faits accomplis (die wel de contra-, maar niet de anti-revolutionnair zou willen terug nemen) geplaatst hebt de gelijkstelling der Joden ten aanzien van alle ook staatsburge-lijke regten in ons land. Alleen had ik (het beginsel nu eenmaal door ons erkend zijnde) nog wel wat meer zal ik zeggen, de bonne grace die erkenning zien uitgedrukt. Het zou de tegenpartij (en wat mij meer ter harte gaat) het zou den Israëliet, door het gedurig herinneren aan de anomalie, in de gelijkstelling gelegen, wel eens kunnen schijnen, alsof wij ze toch eigenlijk liever niet hadden. En dat liever niet is niet alleen door den drang der omstandigheden, maar, zoo ik meen, in den weg van Gods bedoelingen met Israël beide en met de volken, eene ononmogelijkheid, althans eene onbillijkheid geworden. Is Nederland een Christelijke Staat, in dien zin, dat het eigenlijk geene Joden in de staatsambten enz. mag dulden, dan is het ook een Protestantsche, die evenmin den Roomschen daarin mag plaats geven.
Hoe de Israëliet van zijne zijde met de onverzaakte betrekking tot het Palestijnse Vaderland de behartiging der belangen en de politieke gemeenschap met het beheer van een aangenomen Vaderland kan en mag vereenigen, blijkt uit den Bijbel allereerst (de voorbeelden zijn daar van Daniël, Nehemia, Mordechai enz.) 77b). Ik heb in mijn Israël en de Volken de wijze te kennen gegeven, waarop, zoo in Nederland oudtijds als in andere Europese Staten (het onderscheid der tijden altijd in acht genomen) de Joden tot openbare betrekkingen zijn toegelaten geworden, zonder krenking althans van hunnen nationaliteit. Eerlang zal in den Heraut verschijnen een verklaring op dat punt van een anti-revolutionnairen Rabbijn in Duitschland. Ik heb ook zelve mij in dien zin meer dan eens in het openbaar (bij gelegenheid onder anderen eener bidstond in den Haag) met kracht verklaard; en bij de vrienden Israëls alhier, even als bij onzen waardigen zendeling Schwartz staat en principe vast, dat wij uit ons standpunt nimmer de minste ongunst mogen voeden of doen vreezen ten aanzien der politieke gelijkstelling der Joden, vooral nadat zij, gelijk hier te lande, reeds een vijftigjarig bestaan heeft bereikt.” 78)
77b) De formulering lijkt letterlijk ontleend aan Lemans. Vgl. Dissertatie, 32. 78. 5—2—1851.
46