Martelgang of cirkelgang (over Da Costa) (zw)

Titel
Martelgang of cirkelgang (over Da Costa) (zw)

Jaar
1954

Pagina's
114



richting, welke daaraan zoude kunnen gegeven worden, dan overeenkomstig met mijne later uitgesprokene belijdenis omtrent de hoogste en dierbaarste waarheden. Ja, veeleer, voor zoover in deze poëzy mijner jeugd galmen gevonden worden, die evenzeer of meer in het godsdienstig gevoel der Eeuw dan in het positief geloof des Evangelies eenen weerklank vinden, acht ik het hier de plaats tegen alles wat tot het eerst gemeld terrein behoort des te nadrukkelijker te waarschuwen, als ik voor mij-zelven ieder dag meer behoefte heb aan de vastigheid van die historische Openbaring, waarvan het leven en de grondslag is de Heilbehoefte des Ouden en des Nieuwen Tes-taments.” 75).

XVI. In Joods ideologisch opzicht had de concentratie op de geschiedenis zijner voorvaderen voorlopig nog een eigenaardige consequentie. Da Costa deed zich kennen als een tegenstander van de Emancipatie. De enkele plaats, die ons hierover met zoveel woorden inlicht, hebben wij vroeger reeds openbaar gemaakt. Maar er is meer.

Wij weten reeds, dat de Sefardiem aanvankelijk allen tegenstanders waren van de Emancipatie. Zij het dan op anti-nationale gronden. Zij achtten deze nivellering in strijd met hun uitzonderingstoestand. Da Costa nu, met gloed geladen romanticus, sluit hierbij aan. Doch hoe averechts! Ook hij wenst de uitzonderingstoestand zijner broeders gehandhaafd. Doch niet om anti-nationale redenen, doch om het tegendeel. Hij is misschien dan niet bereid om het ghetto wederom een kans te geven, doch wel om de oude „natie” in haar glans te herstellen. Mét de gevaren, die in deze periode aan zulk een „anti-revolution-nair” standpunt kleven.

Hij staat niet alleen: De uiterste orthodoxie der Aschkenaziem blijkt — op geheel andere gronden — van een zelfde gevoelen. Op 8 December 1813 kwam bij Binnenlandse Zaken een re-quest in van Hoogduitse Israëlieten te Amsterdam met verzoek om ontbinding van het Consistorie en behoud van hunne eigen namen binnen de synagoge, alsmede de vrijheid om hun stukken in het Hebreeuws te mogen annonceren. Soortgelijke requesten kwamen eveneens binnen op 10, 14 en 17 December.

Zo ook op 20 December 1813 een Amsterdams verzoek om Par-nassim te gelasten de voor 1795 bestaan hebbende gewoonten en ceremoniën wederom in te voeren.

75. K.D. 769. De tweede editie konden wij niet raadplegen. 44

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.