Martelgang of cirkelgang (over Da Costa) (zw)

Titel
Martelgang of cirkelgang (over Da Costa) (zw)

Jaar
1954

Pagina's
114



monte werd Nancy 73). Maar Isaac bleef Isaac en Da Costa, Da Costa. Een onveranderlijke zoon van het volk van koningskinderen 73a.) Wiens plaats als brillant Sefardisch-romantisch historicus voor tijdgenoot en toekomstige generaties verborgen zou blijven. Het noodlot van het geïsoleerde Nederlandse Jodendom omvatte ook hem.

XV. Maar zo hij dan geen Joods historicus van bekendheid zou worden, zijn Sefardische romantiek zou hem als Nederlands dichter genoegdoening verschaffen. Hij liet zulk een eigen geluid horen, dat hem reeds in de jaren twintig van zijn eeuw een plaats als letterkundige verzekerd was. Een litterator van een geheel aparte structuur. Om dit te begrijpen moeten we — om der wille van de sfeer — niet J.P. Hasebroek’s al te volledige en daardoor storende editie der Kompleete Dichtwerken ter hand nemen, maar de originele twee delen van de Poëzij, die in 1821 en 1822 te Leijden verschenen bij L. Herdigh en Zoon. „De Taag en de Iber” treden als levende symbolen de Nederlandse gedachtenwereld binnen. In de Voorrede een zeer vroege autobiografische mededeling over zijn opvoeding „in een denkwijze geheel strijdig met den heerschenden geest der eeuw, en in die denkwijze bevestigd door den les en het voorbeeld van den groo-ten dichter.” Dan deel II, met „De Tocht uit Babel”, uitvoerig in de Voorrede toegelicht. De Inleiding tot de Hymne Voorzienigheid met de beroemd geworden woorden: „Ik ben geen zoon der lauwe Westerstranden.” Het moet — alles bij elkander — de Nederlanders (én de Joden) van zijn dagen wel vreemd in de oren hebben geklonken.

Wij staan hier voor het probleem van Da Costa’s Sefardisch dichterschap, dat ergens uniek mag worden genoemd. Hijzelf heeft de groei ervan niet onduidelijk geanalyseerd:

„Eerst wezenlijk als dichter ontwaakte ik, toen in mij de Israëlitische zelfbewustheid ontwaakte; toen voor mij, na lang dobberen tusschen een philosophisch Deïsmus en een zucht naar positieve Godsdienst, het voorleden mijner natie tot historie van Gods Openbaring en Wereldregering geworden was; toen mij de bestemming van dat volk, de toekomst der wereld, en de eenige weg te gelijk van eigen zielsbehoud begon helder te worden in Moses en de Propheten, — straks in de openbaring des Nieuwe Testaments, in het Evangelie van Jesus Christus.” 74) Duidelijk alweer, dat de dichter hier het begrip „Israëlitische

73.    Gewin, a.w., 118. 73a Poëzij, II, 63.

74.    K.D. 722. 74a) Vgl. noot 105.

42

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.