Isaac de Pinto, de Nederlandse Sefardie van Europese invloed in zijn apologie tegen Voltaire’s aanval op de Joden geschreven: ,Si M. de Voltaire eût consulté, dans cette occasion, cette justesse de raisonnement dont il fait profession, il auroit commencé par distinguer des autres Juifs, les Espagnols et Portugais, qui jamais ne se sont confondus ni incorporés avec la foule des autres enfants de Jacob. Il auroit dû faire sentir cette grande différence. Je sais qu’elle est peu connue en France, généralement parlant, et que cela a fait tort dans plus d’une occasion à la Nation Portugaise de Bordeaux. Mais M. de Voltaire ne peut ignorer la délicatesse scrupuleuse des Juifs Portugais et Espagnols à ne point se mêler par mariage, alliance, ou autrement avec les Juifs des autres nations. Il a été en Hollande, et sait que leur synagogues sont séparées, et qu’avec la même religion et les mêmes articles de foi, leurs cérémonies ne se ressemblent souvent pas. Les moeurs des Juifs Portugais sont toutes différentes des autres Juifs. Les premiers ne portent point de barbe.........”56)
De Pinto’s denkbeelden stonden niet op zichzelf. Zij waren en bleven gemeengoed van de in Joods isolement verdorrende Portugese gemeenschap van Amsterdam. Het is hier niet de plaats hierover uit te wijden. Maar wat ons hogelijk interesseert : dit Sefardische stokpaardje zal de Spaanse hidalgo van de Nieuwe Heerengracht thans met gratie berijden. En hoe consequent! Juist daar, waar de afstand hem hindert, maakt hij er gebruik van. Tegen De Clercq noemt hij de onzen „Vulgus” en zelfs „Plebs” 56a) En de arme Van Lennep, die zich weinig bewust is van de ideologieën der Sefardische Joden, betoogt tegenover Amersfoort met klem, dat die brave Isaac da Costa geen gewone Jood is. Geen Simon de Marskramer, die ondanks zijn goede eigenschappen, met „nha” en „blijf ghesond” op dezelfde gevoelsafstand van de Amsterdamse patriciër bleef als een huidige pinda-chinees.
Zo werd de historie zijner vaderen aanvankelijk een pad, dat de Joodse dichter zou moeten voeren ver van de kinderen van het oude volk. Een pad, dat eerst later — wij zullen het daar straks analyseren — zou ombuigen.
Hoe onhistorisch, om deze interne Sefardische structuur — op grond van latere aantekeningen van Isaac — onder te brengen in de legende van een opvoeding „strijdig met den geest der eeuw’” Er was geen kring zo geassimileerd en — naar de eisen der Joodse traditie gesproken — zo leeg-rationalistisch als de
56. J.S. Wijler: Isaac de Pinto, 1923, 46. 56a Dissertatie, 65 32