Martelgang of cirkelgang (over Da Costa) (zw)

Titel
Martelgang of cirkelgang (over Da Costa) (zw)

Jaar
1954

Pagina's
114



speten hebben. Van der Houven’s dochter Jeanne verliefde zich in Capadose, die hem tevoren al enthousiasmeerde. De Haagse society was in rep en roer. Van der Houven — wij volgen een Christelijk getuigenis — „schaamde zich over wat de menschen zouden zeggen van zulk een schoonzoon.” 37) Wij ontmoeten het ook in het gezin van De Clercq.

Op Maandag, de tweede Paasdag van 1822, komt hij even aanwippen. „Op eens verscheen Da Costa. Nu moest hij ook een glas Lafitte met ons drinken, en men begon over allerlei zaken te redeneren. Da Costa las zijn Gevoel voor en vervolgens op verzoek van Claude zijn Israël. Dat was merkwaardig. Margo was getroffen. Mimi zeide: ’t Is een engel van een Joodje. Doch toen hij zijn Israël voorlas, zeide hij: neen, dat is te akelig, dat kan ik niet met genoegen hooren, daarop doelende dat Da Costa een vreemdeling in de waarheden van het Christendom was”. 38) Niet dat wij niet met Mimi kunnen meevoelen, maar dat ontslaat ons niet van de plicht hier te concluderen:

a.    In de familiekring van De Clercq heette Isaac een „Joodje”

b.    Dit begrip geeft een depreciatie aan, die door het schattige epitheton „engel” niet wordt weggewist. Integendeel.

c.    Het begrip Joodje wordt gecombineerd met een distantie ten aanzien van Isaac’s geestelijke habitus, waarbij het meisje zeer zuiver met „akelig” reageert, welk begrip door de dagboekschrijver van nadere exegese wordt voorzien.

„Ik zocht haar deswege gerust te stellen.” Wij zijn evenwel minder gerust, wanneer wij ons moeten realiseren, dat dit dagboekfragment uiteraard de gekuiste en vermilderde omlijsting van een origineel familietoneeltje weergeeft. Wij hadden Mimi zo gaarne zelf gehoord!

Jacob van Lennep. Bij deze minder verfijnde negentiende-eeuwer, liggen de voorbeelden voor het grijpen. Kiezen wij als eerste een fragment uit Ferdinand Huyck. 39) De marskramer moge dan als type sympathieke trekken vertonen, een Joodse lezer weet zich — met het onmiskenbare instinct voor „risjes”

37.    Gewin a.w. 83.

38.    Dagboek, I, 173. Het begrip Joodje ook elders: „Een paar gewezen Joodjes uit Amsterdam”, Dagboek II, 34. Daar tegenover „zoovele lieve en fatsoenlijke menschen”. Interessant ook het spotliedje van een van De Clercq’s kinderen (C.E. Te Lin-tum, W. de Clercq, 1938, 63): „Markiezinne de Belmonte van een oud maar (curs. van ons) Joodsch geslacht”.

39.    Naar ed. W. Polman Tuin, 1952, 5.

22

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.