leggen om in dit Engeland, waar het lot mij deed geboren worden, bevrediging mijner eerzucht te vinden? Nauwlijks één, dat hij niet gereed was met het antwoord: Trots alle hinderpalen moet gij beproeven op uw tijd en uw beurt Engelands eerste minister te worden, en, in die hoogste betrekking waartoe gij het brengen kunt, datgene trachten te verwezenlijken wat gij als eene onmisbare voorwaarde van Engelands staatkundig leven beschouwt”. 32)
En in zijn analyse van Vivian Grey (1828) en Contarini Fleming (1832) trekt de grote essayist de touwen strak aan. Beklemmend is zijn analyse van de parallel tussen Shylock en Disraëli en tussen Disraëli en Antonio. Hij beslist voor de laatste. Antonio-Disraëli, de beschaafde Sefardische jongen met zijn Spaanse achtergrond, die eigenlijk thuishoort in die goede oude tijd, toen de Spaanse christenkoningen muselmannen en Joden nog niet hadden verdreven.
„Maar ik vraag : hebt gij in Vivian Grey (1828) en in Contarini Fleming (1832), ter plaatse waar naar den engelschcn smaak de twee groote kostschoolvechtpartijen geschilderd worden; hebt gij bij de twee knapen, toekomstige romanhelden, die twee treffende schakeringen van wraakgierigheid opgemerkt, in beide gevallen naar aanleiding van onverdiende achteruitzetting? Beiden, Vivian en Contarini, zijn in hunne soort even volmaakte jonge duivels als Shylock in zijn wasdom het zich ooit getoond heeft. Er bruischt door de aderen dezer jeugdige christenen on-vervalscht Semitisch bloed. Het zwelgen van den een aan de wonden en de vernedering zijner geslagen tegenpartij, wint het te naauwernood van de satanische berekening des anderen, wanneer hij door veinzen de gunst zoekt van den onderwijzer door wien hij beleedigd is, hem opstookt tegen de andere knapen, en daarna aan deze verontwaardigde medescholieren met de meeste koelbloedigheid hem prijsgeeft.
De moderne engelsche kritiek, zelden scherpzinnig, heeft bijna altijd de fout begaan Disraëli plompweg te vereenzelvigen met de hoofdpersonen van sommige zijner romans. Zóó meen ik het niet, wanneer ik in het karakter dier twee jongelieden hem zijn eigen aard laat blootleggen. Het is maar een incident, een trek, eene zinspeling. Doch Disraëli’s geheele levensloop is daar om te bewijzen dat het shylockgevoel der uitsluiting, der eeuwenheugende verguizing, van het maatschappelijk pariaschap, in den aanvang luid bij hem gesproken heeft. Zijne vechtende jongens vechten slechts schijnbaar om eene alledaagsche ver-
32. a.w. 79.
19