-27-
stopte, welk een geschreeuw! de menschen zullen nog breuken krijgen, zie eens Secretaris, hoe bond en blaauw die vriend in zijn aangezicht wordt -kijk, hij houdt met beide handen zijn keel en ooren vast, om des te sterker te kunnen schreeuwen® Zou het niet al zoo fraai zijn als zij wat
zachter zongen? het schittert mij zoodanig door de ooren, dat ik in de d
daad liever een zaag hoor vijlen®
Barend: Hier is misschien naar hunne gedachten iets Godsdienstigs in gelegen, misschien schreeuwden de Patriarchen en Profeeten ook zoo®
De Heer Roermond: Hoe zeer 1 er onder de aanzienlijkste der Jooden veele gevonden worden, die veel verstand en kennis van de fraaije wetenschappen, en vooral van de Muziek bezitten, zoo is echter het grootste aantal nog zeer onbeschaafd, en hunne ooren zijn even zoo hard en verëeld als hunne conscientie0 Wil een voorzanger dus behaagen, zoo moet hij schreeuwen, dat de spreeuwen van de Kerk vliegen®
Barend: Zoo gaat het ook met veele voorzangers onder de Protestanten op de Dorpen, die het hardst kan schreeuwen, heeft bij een beroep gewoonlijk de meeste stemmen: ook rekent men doorgaans, dat fer van de honderd voorzangers twintig gebroken zijn, of een bloedspuwing hebben,
De Heer Roermond (zijn oogen ten Hemel heffende): En dit noemt men dan nog zingen ter eere Gods! - hoe verschrikkelijk onwelluidend moet dit zijn voor den Schepper der edele toonkunst, daar zelfs een onbeschaafd, en ongeëeffend mensch dit gezang niet kan aanhooren zonder afgrijzen!
Na eenigen tijd rondgezien en sterk gesnoven te hebben, verlieten zij de Kerk: de Baron verwonderde zich boven maate over het groot aantal Jooden, vooral toen zij door eenige andere straten wandelden - Barend had 1 er niet om gedacht, dat ?er onder die natie ook schoonheden konden zijn, hij was dus van verwondering opgetogen, eenige Joodinnetjes te aanschouwen, welke in de daad voor zeer fraai konden gehouden worden, dit verzoende hem ten eenenmale met het nakroost van Abraham, waar voor hij te voren altoos, ik weet niet welk, eenen afkeer gehad had.
Bij Kist ligt het materiaal voor het grijpen. Getuige ook het begin van het TWAALFDE HOOFDSTUK:
Zoodra BAREND uit de schuit stapte, werd hij door eene bende van Joden omringd, die hem om strijd hunnen dienst aanboden, om zijnen mantelzak te dragen, en dewijl zij aan het angstvallig rondzien van den sekretaris weldra bemerkten, dat hij een onbereisd vreemdeling was, kwelden zij hem nog heviger: de een trok hem met zijne bemorste handen aan zijn* rok; een ander bij zijnf arm; een derde hield zijn* jas vast; een vierde stapte vrijmoedig in de roef, en nam den mantelzak er maar uit, even alsof hij reeds aangenomen was, om ze te dragen»
De goede man wist niet wat te beginnen, zijn hart begon van angst en verlegenheid te kloppen, en zoo CHARLOTTE er niet schielijk tusschen beiden was gekomen, zou een gedeelte van ABRAHAMS nakomelingen, of met malkander handgemeen zijn geworden, of den mantelzak bij vergissing hebben weggepakt *