-13-
fT is waar, hardnekkig Onverstand Smeedde, in ons dierbaar Vaderland,
Geen boejens voor uw vrij geweeten;
Ach! hadd1 men niet, uit zelfbelang,
Uit winzucht, die gewetensdwang Al zijne woede doen vergeten!
De stad aan ft wimpelvoerend Y,
Zoo magtig door haar zeevaardij,
Bouwde u twee schoone Synagogen,
Daar gij de Wet van Mozes leest,
Maar Dweeperij, maar Secten-geest,
Kon deeze weldaad nauw1 gedoogen®
Gij hadt, !t is waar, een vast verblijf; Gij oefendet uw koopbedrijf Tot voordeel uwer stadgenoot en;
Gij werd niet, als een vagebond,
Bij 't nadfren van den avondstond, Onmenschlijk uit de stad gesloten«
Hadd1 Secten-geest dit plan beraamd, Beschaafdheid hadd1 het zig geschaamd,
En Zelfbedwang het doorgeschreven;
Maar wie voor u ook hebb1 gepleit,
U werd tog uwe bede ontzeid,
Met Christ'nen in een wijk te leeven®
Verschoven als der Burgfren vloek,
In eenen afgelegen hoek;
Van ft heilig Volk gantsch afgezonderd, Heb ik, in Vrijheids ronde taal,
Uwe onderwerping, menigmaal Uw taaje lijdzaamheid bewonderd«
Hoe zuchtte ons menschlijk hart tot God, Om 't al te deerniswaardig lot Der schaamle Jooden en Jodinnen!
Als ze, ademloos en boven kracht,
Al heigende, de zwaarste vracht Rondsleepten, om hun brood te winnen!
Daar duizend bronnen van bestaan Voor u toch nimmer opengaan,
De neering u alleen moest voeden, Verdiende ft onze inschiklijkheid,
Indien gij eens, door loos beleid,
!T gemis uws rechts wist te vergoeden*