. . . . tussen Rapenburgerstraat en Herengracht
en mij doet huiveren. Edelstenen en schone sieraden. Doch meer nog talloze schilderijen van grote meesters: Titiaan, Rubens, Yan Ostade, Jan Vermeer van Delft, Jan Steen. Een onafzienbare rij pronkstukken sierde het kabinet van de 18e eeuwse verzamelaar en maecenas.
Des zomers ging men naar de „Doornburgh” bij Maarsen om zich te verlustigen in de pastorale idylle. Oude, goede tijd aan de Utrechtse Vecht. Met haar rimpelloze water en ruisende riet. Haar wilgen en boterbloemen.
Een historische roman is van node om het beeld van dit gezin U voor ogen te toveren. Ik vertel slechts een korte novelle, in de omlijsting van het sierlijke leven der rococotijd.
De tuin van dit perceel zag uit op de tuin van een huis aan de Rapenburgerstraat. Daar woonde omstreeks die jaren Isaac da Vei-ga Henriquez, met zijn dochter Rachel. En Jacob de Chaves en Rachel da Veiga minnekoosden onder de hoge bomen. Beleefden hun ongerepte, dartele jeugd.
En toen hun ontloken liefde tot vaste levensband was uitgegroeid, vierde men hier een weelderig bruiloftsfeest naar de zatte zeden dier dagen. Koetsen rijden op en af. Er wordt gedanst en gezongen, gemusiceerd en gedronken. Op datzelfde feest zong Mo-zes Haim zijn Hoofse zang van dank en liefde: La-jesjariem tehilla.
Vijftig exemplaren slechts drukte Proops. Wel weinig vermoedde De Chaves bode, die ze rondbracht langs de straten en grachten
91