wij de wandeling door deze straat beëindigd en zijn wij genaderd tot de
Nieuwe Heerengracht
Een oppervlakkige blik in het Kohier van de Personeele Quotisatie te Amsterdam over het Jaar 1742 SJ is reeds voldoende om ons een imponerende indruk te geven van de belangrijke Joodse families, die hier in die jaren hebben gewoond.
Op dit stukje gracht — van de Rapenjburgersluis tot de Muider-straat — „Jooden Heerengracht tegenover de Plantage” — woonden de grote Sefardische juweliers, wisselaars, doctoren, kooplieden. ... en vooral de renteniers. Zij accentueren het midden-acht-tiende-eeuwse beeld van klatergoud en speculaties. En toveren ons als om strijd voor ogen de dagen van hoepelrok en pruikentooi.
Gevelsteen
Terloops wijs ik U bij de Latjesbrug het perceel no. 173. In de top een opschrift „Suykerried” en een daarmede overeenkomstige voorstelling. Bovendien, onder het middenvenster der eerste etage, een gevelsteen met resten van Hebreeuwse letters. Ook hier woonde een suikerhandelaar. Gelijk de Pereiras en Mocado, die wij eerder leerden kennen. Zijn naam luidde Aron Henriques Moron. Zou er inderdaad bij deze drie Hebreeuwse gevelstenen van drie Joodse suikerhandelaren sprake zijn van een toevalligheid?
B) Editie Oldewelt 1947.
’t Gesicht van de Muider-Gracht, verbij de Academi-Thuin naar de Joode kerk