De „lou jomoesj”-kamer naar een pentekening van Ter Gouw
Daarvoor — ongedurig ijsberende en betogende — Dr. Jacob
Neubauer. Onvergetelijke. Die ons in de laatste jaren van het
oude Seminarium zo ontzaglijk veel heeft vergoed!
De trap verder op. Langs de laagste klas. Naar boven. Twee kamers noem ik U. De eerste links: dat was de Toëleth-kamer. Zij roept herinneringen wakker aan de letterkundige kring, in het
begin van de 19e eeuw hier ter stede. Die op de studie van het
Hebreeuws in Nederland haar stempel heeft gedrukt.
Aanvankelijk houdt men bijeenkomsten bij de leden thuis. Ten huize van Leizer Gobes aan de Nieuwe Herengracht, tussen Am-stel en Houtmarkt. Later bij Kalman Bruske — in de Rapenburgerstraat. Dan bij Eizek Wiesna in het Bussenschuthofje ■— waar we daar straks een bezoek zullen brengen. En tenslotte op aansporen van Samuel Mulder en Alexander Tall in het Seminarium. In deze kamer, waar men uitzag op de bomen achter Herengracht en Muiderstraat.
In deze ruimten vierden Gabriel Polak en Mulder hun grote triomfen. Wanneer Polak de klassiek-Hebreeuwse vertaling voorlas van de Echtscheiding — het hobbelende gedicht van de Rotterdamse suikerltoopman. In die goede oude tijd van Tollens, Siegen-beek en Van der Palm — „van burgerdeugd en natte voeten”.
Van „Toëleth” ook stamde de kern der fraaie, unieke 19e eeuw-se Seminariumbibliotheek, die tenslotte meer dan 8000 delen telde.
76