Bij hoofdstuk VI: MODERNISME IN DE MEDIENE
Levensschets van Hertzveld (door wie?) gepubliceerd en door ons separaat geraadpleegd. D.d. 1 maart 1846 (pag. 129—136). De dichteres Estella was zijn kleindochter. Haar gedichten zijn, Joods gezien, niet oninteressant. Vgl. de Gedichten, Den Haag 1881, waarin o.m. zijn opgenomen een gelegenheidsgedicht bij de inwijding van een nieuwe synagoge te Hardenberg, 1855, p. 68, en het bekende (ook in het Hebreeuws vertaalde) De Priesterzegen, p. 298, waar de Ghetto sfeer (p. 302) raak en met liefde wordt getypeerd. „De Jood mag niet voelen, niet denken als anderen etc.” Estella Hertzveld is een der weinige letterkundigen in de 19e eeuw, die als „Joods” kan worden beschouwd.
Interessant voor zijn geestelijke omgeving is het Zedekundig Vertoog over Leven, Dood en Onsterfelijkheid etc. door zijn protégé A. Ollendorff, Duitsch onderwijzer, Zwartsluis, 1847. Vgl. voorts: V.A. VII, I, p. 204 D. S. van Zuiden, Kritiek op een Gebed, vervaardigd door Opperrabbijn Hertzveld, 1832.
De Landsdrukkerij gaf in 1834 een preek van hem uit (inwijding synagoge Zevenaar). Ook zijn preek bij de inwijding van de synagoge in Veenhuizen werd gedrukt (in de Vriend des Vaderlands), zie Isr. Annalen, 1839, p. 318/97, waar o.m. wordt melding gemaakt van gebeden in het Nederlands.
Willem II schonk hem (eerste der Nederl. geestelijken) de Ridderorde in de Nederl. Leeuw. De brochures over Frankel door ons geraadpleegd zijn: Offenes Sendschreiben, Zwolle 1852 — fel pamflet anti F. (anoniem) — Verdediging van het Zwolse Kerkbestuur (Jacobs en Philipson) — dito vergezeld van Verdediging door Fr. — Uittreksel uit het Blad Overijssel 18-2-1852 — Aan de Red. van het Isr. Weekblad (pamflet) — Vgl. voorts D.S. van Zuiden (V.A. VI, II, p. 109): De benoeming van Dr. J. Frankel tot O.R. van Zwolle. Opmerkelijk is de redactionele verdediging van F. in de Allg. Z. des J. Zie het nummer van 7-2-1853.
Over Frankels tijdgenoot de Rotterdamse Opperrabbijn Josef Isaacssohn, die van 1850—1871 eveneens een problematische periode meemaakte, zie E. Italië, Gesch. Isr. Gem. Rotterdam, 1907, p. 42, en D. Hausdorff in Rotterdams Jaarboekje, 1959, p. 131: Dr. Josef Isaacssohn en zijn tijd.
Over L. B. Schaap en D. S. van Zuiden, V.A. VIII, I, p. 237: De benoeming van O.R. Schaap en wat daaraan was voorafgegaan.
Zie voor Groningen voornamelijk I. Mendels, De Joodse Gemeente Groningen, Groningen, 1910.
De vereniging Tipheret Bachoeriem vormt waarschijnlijk een verlengstuk van een vroeger gezelschap Magid-Mischneh dat 10 en 11 Februari 1838 zijn zeventiende jaarfeest vierde en waar o.a. A. S. Bleekrode een redevoering hield over den inhoud der Talmudische ontwikkeling van Deut. 27-9 (Cf. Visscher, Chronologische Tafel, p. 88/89). Zij moet — wat doelstelling betreft — worden vergeleken met het, uit de Franse tijd stammende Amsterdamse Chanog, waarvan S. J. van Coevorden (dezelfde die wij nu en dan ontmoeten als Hebreeuwse dichter of vertaler) de Groningse correspondent was. Mendels’ monografie — door Seeligmann de beste Kehillamonografie in Nederland genoemd — stelt feitelijk teleur, met name op cultuurhistorische gebied. Van het Judaistische Hebreeuwse oeuvre, dat in het Noorden verscheen, noemt hij nagenoeg niets!
Van dezelfde Hebreeuwse dichter Cohen is nog bekend J. Jojada Cohen, Hulde aan de nagedachtenis van J. A. Uilkens, Groningen, J. Oomkes, 1825 (Hebr. Holl. Duitse tekst). Een lijst van Hebreeuwse drukkerijen buiten Amsterdam bestaat niet! De tentoonstellingsgids van Hillesum, Amsterdam 1927, geeft slechts plaatsnamen en vroegste (in de U.B. Amsterdam aanwezig) werk.
Levy Ali Cohen 1817—1889 schreef De dichter van het boek Job beschouwd als uitmuntend dierkundige Groningen 1843; Over de booze geesten naar aanleiding van de Rabbijnen, Groningen 1845 en Het tegen ’t Jodendom gerigte geschrift van W. R. Frankel: „De belijdenis van den proseliet” enz., vrijmoedig en onpartijdig beoordeeld door een Israëliet, Groningen 1844. Cat. Monasch (no. 1107) vermeldt van hem: Voorlezing over de vroegere geschiedenis der Isr. in Ned. Handschrift, Groningen 5-6-1842. Behoorde Ali Cohen tot de
75