Bij hoofdstuk IV: LEKEN EN EPIGONEN
De necrologie over Roest: J. H. Dünner, Roest’s Leven, werken en streven in eenige trekken (Isr. Nieuwsbode 29-11-1889).
Voor Reform-brochures: A. van Lee, Hartelijk woord aan alle mijne mede-Israëliten, zonder onderscheid ter overdenking toegevoegd, Haarlem, 1891. In het algemeen is dit geschrijf zonder betekenis. De brochure bijv. van de rancuneuse, later onder invloed van Da Costa gedoopte pamfletten-producent, Jhr. M. Salvador (Eenige opmerkingen betreffende eene toekomstige hervorming van de Israëlitische Eeredienst, Haarlem 1849) is waardeloos.
A. S. van Nierop is een afstammeling van de Tielse familie Ephraim, waarvan een gedoopte tak later de naam Tilanus aannam. Een Salomon Ephraim nam in de Franse tijd de naam van Nierop aan. Zie J. Zwarts in V.A. IV, I, 109, De familie Tilanus en Ephraim. Vgl. voor
Van Nierops Proeve van Betoog niet toelating der Isr. in de Mij Tot Nut, Amsterdam
1834, ook nog J. B. H. Bruinier, Over den Roem der Hebreeuwen, Leeuwarden 1832, dat een aanval van niet-Joodse zijde op het Nut behelst en in Joodse kringen populair was. Zie M. Henriquez Pimentel in diens Het Joodsche Volksleven, Den Haag 1882, p, 13.
Het bestaansrecht van S. I. Mulders doctorstitel is niet duidelijk. Een verzoek om inlichtingen te Giessen (hier en daar als de betrokken Universiteitsstad genoemd) leverde geen resultaten op. In de „Matrikelbände” und die meisten darin enthaltenden Listen der Promovierten von 1807 bis 1845” werd de naam van Samuel Mulder niet aangetroffen. Brieven van Dr. Wilhelm Rehmann (30-3-1955 en 1-6-1955). S. I. Mulder leefde van 1792—1862. Gegevens N.N.B.W. VI, 1939.
Het boekje van M. de Wuift draagt o.m. een motto, aan Horatius’Oden ontleend en geeft blijk van een grote algemene belezenheid (Michaëlis, Mendelssohn, Molière, etc.). Vgl. voor Meijer ben Joseph de Wuift nog Roest, Cat. Rosenthaliana II, 1170.
Zie voor L. B. Schaap: J. Zwarts, Gedenkschrift bij het tweede eeuwfeest der synagoge te Amersfoort, 1927, p. 63. Hij behaalde op 20 juli 1840 het diploma, uitgereikt door Prof. Schmidt „professeur de théologie pratique”.
S. Keijzer bewerkte een Nederlandse vertaling van Benjamin van Tudela’s Itinerarium, Leiden 1846. Van hem verscheen voorts: Tutela secundum jus Thalimudicum, Lugd. Bat. 1847.
Wij doelen bij de opmerking over de lekenreform sedert 1796, op de afgescheiden Amsterdamse Gemeente Adath Jeschurun, die in 1796 werd gesticht en die geestelijk sedert 1797 werd geleid door de — uit Zweden afkomstige — proseliet Rabbi Izak Graanboom.
De figuur van Graanboom (over hem o.a. S. I. Mulder in Israelitische Almanak voor het jaar 1858/9, Rotterdam 1858: Het geslacht Graanboom) is niet geheel duidelijk. Proseliet uit overtuiging, werd hij te Amsterdam leerling van Talmudisten als R. Beer, R. Meijer Gans, R. Jokef Diest en anderen. Hij was kind aan huis bij Opperrabbijn Arjeh Leib, met wie hij dagelijks studeerde. Hij behoort tot de ondertekenaren van de bekende „pesak” inzake de kaasbereiding „Maase Raw” (in 1828 bij Proops herdrukt) — zie Maarsen, R. Saul Löwen-stam, 1921, p. 16. Alle Nederlandse Rabbaniem voorzagen Zera’Jitschak van hun approbaties. Het is niet onmogelijk, dat economische drijfveren hem in de richting der nieuwlichters hebben gedreven. De pamflettenliteratuur is niet mals tegenover hem. Vgl. Diskoers wegen die Neie Kille. No. 1—2b, waar niet zijn kennis in twijfel wordt getrokken, maar zijn karakter. Het schijnt, dat hij gedurende zijn Opperrabbinaat van de wereld afgezonderd heeft geleefd en slechts zelden in het openbaar verscheen (Mulder p. 66). Interessant is zijn reeds genoemde Zera’Jitschak, Amsterdam 1789, aan welks inleiding de feiten, door Mulder vermeld, dienen getoetst te worden. Het homiletische boekje toont op verschillende plaatsen, hoe Graanboom gebiologeerd wordt door proselitisme in de Joodse historie. Andere pennevruchten van hem zijn: het programma van de inwijding van de Adath Jeschurun-synagoge (waaraan ook David Friedrichsfeld meewerkte), 1797; een Hebreeuws lied dat jaarlijks op de Emancipatiedag (2 Sept.) in de synagoge van Adath Jeschurun werd gezongen (23 Strophen, plano, bij Jochanan Levi Rofe en zijn zoon Benjamin van Emden) en een (ons niet bekende) hymne gezongen bij een door de Regering uitgeschreven nationaal feest op 19 Dec. 1800, wegens een door het Betaafse leger behaalde overwinning. In 1809, toen de Nieuwe Gemeente en haar leider reeds ter ziele waren, publiceerde zijn zoon Israel een apologetisch boekje Melits Josjer, dat de halachische gronden aangeeft, waarop Isaacs reform berustte. Het werd bestreden door de
71