Festtagen, die am „gewöhnlichem” Sabbath — und Wochentage die Räume füllte. Und doch müsste ich mir sagen, warum fehlt hier der Geist, der Begriffe, was hier nun zu thun wäre, auf das auch nach 50 Jahren also die Gotteshäuser sich füllten, dass wenigstens hier die Kämpfe erspart bleiben, die in anderen Kreisen so schmerzlich tief Alles von einander gerissen ”
Vijftig? Reeds 5 jaar na dato was Amsterdam in gisting. Wat lag er nu meer voor de hand, dan dat men vanwege de orthodoxie aldaar een beroep deed op de grote Samson Raphael! Zijn antwoord — door Louis Lamm gepubliceerd — getuigt van welwillendheid en begrip voor de belangrijke zaak. Het ging vergezeld van een anoniem rapport van negen dichtbeschreven vellen, door ons voor het eerst1) openbaar gemaakt. „Ik zou wel met mijn naam ondertekenen, als ik niet dacht, dat het geschrift daardoor aan waarde zou verliezen. In welke toon mijn melodie fluit weet men reeds en daarom is het van meer gewicht, als men maar menen kan, dat het van iemand anders komt. Indien u het op een of andere wijze gedrukt wilt publiceren, dan zou het me aangenaam zijn, het te kunnen corrigeren”, aldus een begeleidende brief.
Dit rapport kan voor Hirsch’ strijdmethode tegen de Reform van grote waarde worden beschouwd. Allereerst blijkt, dat Bing hem het Programma van Schochre Déa had gezonden waaruit Hirsch op duidelijke wijze zijn conclusies trekt. Interessant is, dat door hem een principieel onderscheid wordt gemaakt tussen het optreden van zulk een vereniging binnen en buiten gemeenteverband. Dan het begin van de frontaanval op Chronik. Maar niet minder scherp de aanval op het Amsterdamse milieu, waarin „ .... eine Capacität, wie sich in diesem Schriftstück ausspricht”, „ .... zu solcher leitenden und erschütternden Geltung kommen konnte”. Bij zijn nadere analyse onderkent de Rabbijn in het program „zwei Potenzen”. Het vervolg van het klaarblijkelijk haastig neergepend schrijven, systematiseert de beide bedoelde punten niet nauwkeurig. Hirsch doelt evenwel stellig op de onwetendheid en de daaruit te voorschijn tredende dilettantische conclusies, die zich schijnbaar op onderdelen concentreren, doch die niettemin wezenlijke bestanddelen van het Jodendom raken. Allereerst de felle afwijzing van de onwetendheid, waarbij de scherpe toon (zich nu en dan zelfs toespitsende tot de herhaalde exclamatie „idioten”) opvalt. „Es handelt sich hier nicht um Unwissendheit im Allgemeinen, sondern um die Mangel an Kenntniss und Wissen grade hinsichtlich des Gegenstandes, in dessen Eingeweiden man reformatorisch zu wühlen sich erlaubt”.
Slechts een enkele maal wordt er geïroniseerd. Zo, wanneer naar aanleiding van de verlate synagogediensten, wordt opgemerkt „dass es den Mitgliedern des Vereins zu unbequem ist, im Sommer vor 9 und im Winter vor 10 Uhr in die Synagoge zu gehen, so möchte ich fast vermuthen, dass es bei diesem Vereinsgottesdienst überhaupt nur auf einen Sabbath- und Festtag-Gottesdienst abgesehen sei”
Voor het overige overheerst het ernstige betoog van de verdediger der traditie. Het op de bronnen gebaseerde rapport behandelt systematisch de onveranderlijkheid van de historisch gegroeide Joodse Synagogale liturgie. Fors ingezet met de woorden: „Die Beweise? Hier sind sie”. In zijn geladenheid vormt dit fragment het hoogtepunt van het stuk, dat om zijn direct karakter ons aanspreekt en ons de kampioen van de Westerse orthodoxie in zijn volle kracht voor ogen stelt. Een lange historische uiteenzetting vormt het slot van dit eerste deel. Om dan te eindigen met een peroratie over de mogelijkheden van het historische Jodendom, ook in zijn tijd.
61
1
Zie Jaarboek (XI) van de Ned. Zion. Studenten Organisatie (1955), pag. 54.