Het zij ons dan alleen vergund ulieder aandacht te vestigen, op het bijzonder belang, hetwelk de opvoeding der kinderen van de minvermogenden en behoeftigen onder onze geloofsgenoten ons behoort in te boezemen. Deze klasse toch, van de veelvuldige, den meervermogenden huisvader ten dienste staande middelen beroofd, en zelve in opvoeding verwaarloosd, mist zoo wel gelegenheid als geschikheid, dat belangrijk onderwerp in eenigerlei opzigt gade te slaan, waarvan de gevolgen voor hun ongelukkig aan zich zei ven overgelaten kroost allernoodlottigst moeten zijn; en het wordt mitsdien een der heiligste pligten van den vermogenden, in de gebrekkige opvoeding dier behoeftige jeugd krachtdadiglijk te helpen voorzien, en dezelve door milde bijdragen te ondersteunen en te schragen”.
Maatschappelijke normen schijnen van overwegende aard! Men denkt blijkbaar bij Joods onderwijs alleen maar aan paupers!
Wij behoeven ons ook daarom van deze scholen en hun successen geen al te grote illusies te maken. De proletariërs verkeerden in dermate beklagenswaardige toestanden, dat hun geestelijke belangstelling niet al te groot kon zijn. Hoe het er in de Jodenhoek-scholen nog veel later kon uitzien vertelt een verslag van Inspecteur J. A. Tours, dat weliswaar handelt over „bewaarscholen”, maar dat als zodanig toch getypeerd is voor de algemene gang van zaken en voor de wezenlijke interesse der regenten.
„Mijn betrekking van inspecteur der bewaarscholen enz. bracht mij ook in de Jodenbuurt, waar ik een 10 a 12-tal bewaarplaatsen leerde kennen, waarvan de meeste ellendig waren, al voldeed de localiteit aan de bepalingen der politie. In donkere kamers, op banken zonder leuningen hingen jodenkindertjes of ze waren gevallen van de bank en lagen, sluimerden, sliepen op den grond, met open mondjes, totdat een ander over het lijfje heenkroop en hen wakker maakte. De „houderes” der bewaarplaats bewaarde de kinderen, d.i. liet ze zitten, schilde haar aardappelen, zorgde voor den maaltijd, te gebruiken als de man thuis kwam van zijn venten op straat, stond aan de waschtobbe, die een damp en stank deed opgaan, door de kinderen in te ademen. De ellende drukte mij op het hart”.
De conclusie ligt voor de hand: De leiders van het Kerkgenootschap dachten in de sector van het onderwijs in eerste instantie niet eens aan positieve criteria van paedagogische of didactische aard. Zij vonden het hoogstens onaangenaam geconfronteerd te worden met onopgevoede proletariërs. Een belangrijk deel van de Joodse onderwijsbelangstelling der liberalen moet van dit gezichtspunt uit worden benaderd.
Wat er nog overbleef van postulaten op het gebied van het zogeheten godsdienstonderwijs had slechts de bedoeling arme „Israëlieten” op te voeden tot een menswaardig bestaan, dat dan de basis zou kunnen zijn voor.... een betere mogelijkheid tot assimilatie. Wat in het Jodendom te veel bond aan de oude cultuur, dat was — volgens de Regenten — schadelijk voor het overgaan naar een nieuwe beschaving! In al hun rapporten speelt dit een rol.
Ja, die talloze rapporten over Onderwijs, waarvan het aantal misschien nog wordt benaderd door dat der leermiddelen. Het ene nog slechter dan het andere. Een lijdenshistorie, waarmede de talloze commissies zich geen raad wisten. Verstoken als zij bleven van een goede oriëntatie op de breuk van 1796, die nooit meer te helen was.
Catechesatie-hulpmiddelen, lees- en spelboekjes, leermiddelen bij het bijbelvertalen, zouteloze histories der Israëlieten. Hoe zou men het ook anders kunnen verwachten van godsdienstleraren, die het Jodendom op de duur als een soort exotische antiquiteitenverzameling beschouwden. Die zich interesseerden voor Israëlieten in Siam, Cambodja, de kust van Malabar en China. Maar die op eerbiedige gevoels
46