De onderwijzers van het midden van de eeuw! Hoe onderscheiden hun penne-vruchten zich zelfs van die van onoriginele „Me’assefiem”1) als Lemans en Mulder. De laatsten mochten dan weinig oorspronkelijks hebben geleverd, hun vertalingen en bewerkingen — mede door Zunz en later Sachs, beïnvloed — waren er toch om hun vlijt en niet eens altijd hun onoordeelkundigheid te demonstreren. Hun correctheid in tekstuitgaven, weliswaar slaafs teruggaande op Wolf Heidenheim (die ook in Amsterdam werd geplagieerd) was er dan ook nog, om te bewijzen, dat zij in meerdere of mindere mate geschoolde Hebraici waren! Dilettanten, zeker, maar die hun grenzen kenden.
Nu kwamen de epigonen der epigonen aan bod. Het reeds matige niveau daalde zienderogen. Vooral de redactiebureaux der Joodse Weekbladen (sedert 1849) werden oorden van een „unverfroren”, kwaadaardig Amratses.2) Zelfs nu nog behoort er moed toe, de vergeelde jaargangen van het Nederlandsche-Israëlietisch Nieuws- en Advertentieblad (1849) en het Israëlietisch Weekblad (sedert 1851) door te werken. Schijnwetenschap overheerste allerwegen. Onvruchtbaar detail-lisme markeerde de schoolmeesters der randwetenschappen, die ook in afzonderlijk verschenen „studies” onder ieder denkbare maat bleven.
Voorzanger liet ons een gekuiste, en voor niet-Joodse oren en ogen bruikbare verzameling Joodse zegswijzen na, door J. E. Polak op niet geheel duidelijke wijze verder bewerkt. Borstel vierde zijn lusten bot op de geschiedenis der Joden in Rotterdam. Allen waren zij gecharmeerd van schone spreuken, die een verlichte, tolerante geest ademden en die men te pas en te onpas kan vinden in de leerboekjes en de almanakken, die overigens nooit vergeten ook de Christelijke feestdagen aan te geven. Moscoviter, adept van Geiger en een der gevaarlijkste randfiguren, wordt het best getypeerd door een van zijn „gedichten”:
HET EEUWFEEST DER EMANCIPATIE „2 september 1796 - 2 september 1896”
Wijze: Wien Neerlands bloed.
Wien ’t Joodsche bloed door de aadren stroomt In ’t vrije Nederland,
Hij dankt den zegen onbeschroomd Met opgeheven hand,
En looft het dubbel jubeljaar Van menschenwaarde en licht,
Door ijver hier en weldoen daar En stagen burgerplicht.
Hij viert het honderdjarig feest Met rein en vroom gemoed,
En juichend roemt zijn blijde geest Den grondslag schoon en goed,
Een Hallel klink uit volle keel,
Uit ruime borst een lied
Voor ’t tweede Kanaan, zijn deel,
Zijn trots en heilgebied.
41
1
„Meassefiem” = medewerkers aan het Mendelssohnse tijdschrift „Me’assef”.
2
Amratses = onwetendheid.