Erfenis der emancipatie

Titel
Erfenis der emancipatie

Jaar
1963

Pagina's
76



Bij het vormen van deze „hoofdklasse” kwamen diverse (elkander vaak uitsluitende) bedoelingen naar voren. Van de opperherders verwachtten de administratieve leiders van het Kerkgenootschap allereerst de maatschappelijke standing, die het kenmerk is der representatie. Wat zij, de regenten-nieuwe-stijl, in de wereld vertegenwoordigden, dat dienden de geestelijken als het ware van een rabbinaal stempel te voorzien. Maar omdat een rabbinaal stempel als zodanig geen maatschappelijke autoriteit bezit, moesten de a.s. Rabbijnen zich het kenmerk par exellence daartoe verwerven: een academische titel. Nederlandse ,,Herr Dokter’s”, in de wereld gewapend met titel en hoge hoed; in de synagoge voorzien van het rabbinaal gezag en omkleed met een toga.

De strijd om de sociale standing van dit genre geestelijken vulde goeddeels de discussies der leidende Joodse kringen tussen 1840 (in 1838 was de Amsterdamse zetel door de dood van S. Berenstein vacant geworden) en 1860. De uiterlijke oorzaken, die de problemen, door ons aangeduid, nog extra acuut maakten, moeten worden gezocht in de groeiende invloeden die juist in die jaren, van Duitsland uit, gingen inwerken op het Nederlandse Jodendom.

Reeds eerder wezen wij de jaren tussen 1830 en 1840 als een interne crisisperiode voor het Nederlandse Jodendom aan. Het zijn de jaren, dat met de opkomst van het politieke liberalisme — ,,die grote staatkundige nagalm van de 18e eeuw” — de externe Emanicipatie der Joden haar beslag krijgt.

Het antisemitisme scheen zijn tijd te hebben gehad. De polemieken rondom 1830 hadden weinig om het lijf. De Damascus-affaire van 1840 kon nauwelijks nog enige aandacht trekken in de Jodenbuurt van Amsterdam. Toen in 1842 de Zweeds-Noorse consul te Amsterdam, Egidius, de Nederlandse Joden belasterde was er nog altijd Lipman, die aan de redactie van de Allgemeine Zeitung der Judenthums een paar verklaringen deed toekomen, hem van regerings-wege ter hand gesteld, waarin vleiende beoordelingen over Joden voorkomen, die later als bijlage zouden dienen voor de Jubileumbrochure bij het halve eeuwfeest der Emancipatie in 1846. Vooral Chassé’s schrijven munt uit door vriendelijkheid:

Breda, den 25 April 1846.

Mijn Heer!

Het strekt mij tot een wezenlijk genot, den wensch te vervullen, welke UEd in uwen brief van 23 dezer te kennen hebt gegeven, om namelijk mijn gevoelen over de Israéliten, onze medeburgers, als soldaten, mede te delen. Gedurende twee jaar heb ik op de Citadel van Antwerpen een groot getal onder mijn bevel gehad. In al dien tijd hebben zij de beste bewijzen van moed, trouw, krijgstucht en volharding gegeven.

Als man van eer kan ik verzekeren, dat zo mijn leeftijd niet vervlogen ware, en ik op nieuw een veldtogt moest ondernemen, ik mij zeer gelukkig zoude achten, over eenige duizende dier brave soldaten het bevel te voeren. Ik hoop hiermede aan Uw verlangen voldaan te hebben, en ik verzeker U. dat deze gelegenheid mij zeer aangenaam was om in aanraking te komen met eenen man wiens naam als Geleerde, Staatsman en Schrijver mij reeds vroeger bekend was. Ik bid U enz.

De Generaal der Infanterie, (w.g.) Baron Chassé,”

Men was — in de sector van het internationale Jodendom — wel aan de rand komen te verkeren. Waarom men niet radicaal assimileerde? Er waren inderdaad velen, die het deden. De doop werd ook in Nederland een gaarne gezocht middel om het Jodendom te ontlopen. Zelfs in massale vorm kwam het verschijnsel voor,

10

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.