65.
HET JAARTIJDLICHT (Leo V. stierf 9 Kislew 5678) Ingang
Een Jaartijd keert. Geen Zoon zegt de gebeden, Die men voor zijn gestorven Vader zegt. Omdat de Dood zijn slanke, sterke leden Vóór hij Vader werd, verlamd heeft gelegd.
Eén Jaartijd keert. Er wordt geen Licht ontstoken Door zijne Zonen ter herinnering, Omdat het Lot zijn lend'nen heeft gebroken, Voor nieuw leven zijn lendenen ontging.
Maar ik gedenk, getrouwer dan één Broeder, Zijn vrome diensten, zijn duldende pijn, En waren wij twee Zonen van één Moeder, Mijn hart zou niet getrouwer kunnen zijn.
Het leven drijft. Zóó wordt mijn lot gedreven Langs wegen ver verspreid van zijn Gezin, Leven en lot: mijn hart is trouw gebleven Aan zijne heugenis met vrome min.
Mijn hart herdenkt. Zoo vroom als doodsgebeden Beweent het Lied, dien het Lot ons ontnam En als een Jaartijd-licht ontsteek ik heden Van deze lied'ren de bevende vlam.
Zijn Stede
De spoorbaan bindt de levensdrift'ge Steden, Dicht aan de spoorbaan bloeit het doodenveld. Hij, stierf, een knaap, die moeizaam heeft geleden, Mijn hart herdenkt, terwijl het leven snelt.
5
Het Joodsche Lied