44
En 's ochtends voor het bloeiend huis gezeten, Rehoboth, waar de dagen zonnig zijn, Heb ik het brood van 't eigen land gegeten, En gedronken van zijn melk en zijn wijn.
Holland, een goed land, toch heb ik geleden, In Holland, wat elk man gebannen lijdt. Hier vind ik, al valt de tijd zwaar, mijn vrede. Hier weet ik, dat God Zijn Volk weer bevrijdt.
Hier hoor ik, dat elke Knaap met zijn miakker, Speelt in een nieuw Hebreeuwsch wel sterk en schoon. Hier geeft elk man zich aan zijn open akker, En vindt in eigen oogst het milde loon.
Vrees niet: dit land houdt zich ook voor u open, Als zijn Moeder heur armen voor mijn Knaap. Dit is het Land van ons strijden en hopen, 't Land van ons werk en eindelijken slaap.
Dezen morgen: zonder donkre geheimen Heb ik de rust van mijnen nacht volbracht. Uw Bloemendag: peinzend meet ik mijn rijmen Binnen de maat van mijn lied mild en zacht.
1920.